Ik ben vernoemd naar twee tantes, een zus van mijn vader en een zus van mijn moeder. Beide tantes waren "vrijgezel" en zij waren een van de weinigen die enthousiast reageerden toen mijn moeder aankondigde zwanger van mij te zijn. Omdat mijn moeder al wat ouder was kreeg ze veel bezorgde reacties en ondanks dat mijn ouders zelf wel blij met de zwangerschap waren, ook zij waren wel bezorgd, met name mijn moeder. Ik kwam gezond ter wereld en kreeg dus de namen van mijn tantes mee.
De tantes hadden al snel een bijzondere plek in mijn hart en ik in die van hun. Doordat ik naar hen vernoemd was, voelde dat toch als iets speciaals.
De ene tante kwam regelmatig bij ons logeren en bracht altijd een stuk gezelligheid met zich mee. Ze praatte en vertelde veel en rookte: ik vond dat zo heerlijk ruiken! Van haar kreeg ik een beer, Bruno, en die bleek later een belangrijke functie in mijn leven te krijgen: aan hem kon ik alles kwijt! Het voelde altijd 'kaal’ als mijn tante weer naar huis moest.
De andere tante woonde op het platteland samen met een andere zus en het was altijd heerlijk om daar te zijn. Je kon daar uren buiten spelen met oude potten en pannen in de zandbak of bessen plukken met andere nichten en neven. Mijn tante had altijd van die mooie kleren aan en kocht wat ze mooi vond. Ook mij verwende ze met allerlei leuke dingen. Als we weer thuis waren voelde ik vaak heimwee naar de mooie plek van mijn tantes.
Beide tantes hadden een psychische ziekte. Als kind had ik dat nog niet zo door, maar toen ik ouder werd ging me wel een en ander opvallen. Men noemde het in mijn omgeving heel lang ‘overspannenheid’ en er werd niet veel over gepraat en uitgelegd.
Ik ben later (vooral na hun dood) gaan begrijpen dat mijn beide tantes het leven als heel zwaar ervoeren en een wens hadden om niet meer te hoeven leven en om uit dit leven te stappen. Hun ziekte had een naam....
Heel lang wist ik ook niet dat mijn eigen moeder psychisch ziek was. Wat er bij ons thuis ánders aan toe ging nam ik als een gegeven.
Een paar maanden na mijn geboorte is mijn moeder een tijd weg en opgenomen geweest. De depressie kwam haar en ons leven binnen... De invloed daarvan op mijn leven ben ik pas later gaan snappen. Als baby, een tijd zonder moeder is het mogelijk begonnen: het ontstaan van mijn diepgeworteld wantrouwen in het leven en mensen.
Mijn moeder knapte op, maar werd nooit meer 'de oude'. Als kind leerde ik me aan te passen. Het gelukkig maken van mijn moeder werd een speciaal soort missie. Ik ging een soort van symbiotische relatie met mijn moeder aan. Ik ontdekte dat het een zware missie was en riep hulp in van God. Ik schreef een briefje naar de hemel of Hij alsjeblieft mijn moeder gelukkig wilde maken. Ik kreeg echter geen briefje terug, noch zag ik verbetering. Op een gegeven moment ging het bij mijn leven horen me aan te passen en het werd gewoon dat alles om mijn moeder draaide.
Zo versmolt er een verantwoordelijkheidsgevoel voor de ander (haar) met mezelf. Ik was wel zover dat ik kon zien dat ook zij een product was van de omstandigheden waarin ze was opgegroeid. Dit had echter tot gevolg dat ik haar vooral in bescherming nam en mezelf probeerde weg te cijferen.
Totdat ik in het kader van mijn opleiding de vraag kreeg van een psycholoog: jij bent de advocaat van je moeder, maar wie is jouw advocaat? Die opmerking werd een soort van keerpunt. Ik ging verwerken, achter me laten....mijzelf een éigen leven gunnen.
Op mijn 25ste ging ik alsnog puberen en ik dronk het leven met volle tuigen naar binnen. Op mijn 30ste had ik het geluk 'de prins op het witte paard '(een echte prins) te ontmoeten. Ik bouwde meer en meer mijn eigen leven op.
Drie jaar geleden werd mijn vader ziek. Hij overleed na een paar maanden aan een hersentumor. Vanaf dat moment is er opnieuw een soort van 'beerput' open gegaan. Wat ik verwerkt leek te hebben begon eigenlijk opnieuw.. Ik ging beseffen hoe mijn vader altijd de sterke moest zijn en ging zijn enorme kracht zien, maar tegelijkertijd ging ik ook zijn zwakte zien: ook hij kon de invloed en de macht die iemand met een psychische ziekte op het leven van haar/zijn omgeving heeft geen weerstand bieden...
Als mantelzorger krijg ik wekelijks met mijn moeder en haar psychisch onvermogen te maken. Ik lees veel over dit onderwerp en probeer mijn 'taak' zo goed mogelijk uit te voeren.
Voor wie de boeken van Carry Slee kent: zij omschrijft het voor mij zo treffend wanneer ze zegt 'ik heb een moeder die niet kan leven'( in 'de Toegift')
Er is natuurlijk zoveel over te vertellen. Van de ene kant lucht het op dit met anderen te delen, van de andere kant ervaar ik het als moeilijk hierover te praten. Ik wil de vuile was van mijn moeder (nog steeds) niet buiten hangen. Ook zij verdient respect.
-Het niet kunnen leven-, het verdriet van mijn voorvaders en moeders, het zit me soms onder de huid.
Ja, ik heb heel weinig vertrouwen en ja, ik heb heel veel angsten en ja, ik heb (nog) veel boosheid en verdriet...maar ik LEEF en ik wil LEVEN!!!!
Ook kan ik de keerzijde zien van het opgroeien in een moeilijke situatie, het gaf me ook kwaliteiten.
Mijn tantes 'weten' nu misschien meer, snappen het nu beter. Ik draag met trots hun naam.
Ik ben van de generatie die de mogelijkheden heeft om meer inzichten te krijgen en bewuster te leven (zonder arrogant te zijn). Ik zie dit als een groot goed. Ik zie het als mijn taak me bezig te houden met het laten transformeren van mijn oude(generatie)pijn...en ook anderen daartoe aan te zetten...
Aan allen die ons zijn voorgegaan: geef uw kracht en wijsheid aan ons door.
met liefs, Liesanne