Als ik jou zie ben ik blij,
Het is jij die naar me lacht.
Als ik jou zie, zie ik mij,
Je bent de spiegel in de nacht.
Als ik mij zie, ben ik blij,
Het is Ik die naar me lacht.
Als ik mij zie, zie ik jou,
Het is meer dan ooit iemand had verwacht.
Het is heel normaal dat wij dit zien,
Tenslotte ken je jezelf als geen ander.
Toch is er nu wel die ander,
Die ander die naar je lacht.
Er is geen spiegel,
Er is geen lach,
Er is geen ander,
Er is geen ik.
Wat er wel is staat nog niet vast,
De toekomst onzeker,
Het heden onwaar.
Het verleden is raar, maar waar.
Iedereen zoekt de spiegel,
De spiegel van zichzelf.
Alleen om te zien wat je eigenlijk al wist:
Wat ben ik toch mooi.
Mooi zijn is eigenlijk alles wat je wilt.
Mooi zijn voor jezelf,
Mooi zijn voor die ander.
De ander in de spiegel.
Spiegeltje spiegeltje aan de wand,
Ik weet waar jij bent in dit land.
Durf ik erin te kijken en te zien,
Hoe mooi dat jij bent misschien?
De spiegel neem je niet zomaar mee,
De spiegel overkomt je.
Voor je het weet, vroeg of laat:
Is de spiegel datgeen ineens voor je staat.