Oekiyo-e : beelden van het vlottend leven
Aanvankelijk is de Japanse schilder- en
prentkunst geïnspireerd door de religie en het hof- en ridderleven. De Tokoegawatijd, 1615-1867, luidt een periode van bloeiende handel in; een koopmansstand komt op, de steden breiden snel uit. Als gevolg daarvan ontstaan nieuwe vormen van ontspanning, vooral reizen, bezoek aan theaters en courtisanehuizen.
Dit wordt inspiratiebron voor een nieuw genre in de schilderkunst : beelden (e) van het vergankelijke aardse leven (oekiyo).
Eerst bij een elite, daarna bij de burgerij, is dit genre spoedig zo populair, dat de vraag groter wordt dan het aanbod is.
Dan wordt naar de houtsnedetechniek gegrepen.
In tegenstelling tot de Westerse traditie komt de Japanse kleurhoutsnede niet in één en hetzelfde grafisch atelier tot stand, doch is zij het resultaat van een intieme samenwerking tussen de schilder-ontwerper, de houtsnijder die sleutel- en kleurenblokken snijdt, en tenslotte de drukker.
Hishikawa Moronoboe 1694, is de grondlegger van de Japanse houtsnedekunst.
Aanvankelijk wordt monochroom gewerkt.
Pas in de 2e helft van de ]8e eeuw komen de eerste volwaardige kleurprenten tot stand.
Bij deze ontwikkeling kan Soezoeki Haroenoboe niet onvermeld blijven;
hij ontwerpt prenten waar- voor tot 11 drukplaten nodig zijn, soms gecombineerd met blinddruk. In de tijdspanne 1760-1800 zijn vooral prenten van toneelspelers en courtisanes in de mode, met als grootmeesters Toshoeshai Sharakoe resp. Kitagawa Oetamaro, die er stuk voor stuk volmaakte karakterstudies van maken. In het begin van de 19e eeuw zijn Katsoeshika Hokoesai en Ando Hiroshige befaamd in het landschapgenre, waarin vooral compositie en sfeerschepping treffen.
Basis bron: Het boek "Kunst van Altamira tot heden", F. Adriaens c.s.. A'dam, 1980
www.stedentipsvoortrips.nl-->kunsthistorie/japanbb.html