Loading...
nl

Eeuwig licht - het geheim van de sterrenwacht

Emuca
Emuca dec 10 '09
Het volgende deel van hoofdstuk 3:

Uren later is het voor mij eindelijk tijd om naar huis te gaan. Het is al donker buiten en het is weer begonnen te miezeren. Straatlantaarnlichten worden weerkaatst in het donkere asfalt, wat de wegen een spookachtige en verlaten indruk geeft. Ik neem een slok van mijn flesje mineraalwater en vis mijn autosleutels uit mijn jaszak.
‘Shit’ mompel ik, als ze zonder pardon uit mijn handen glijden en op de grond vallen. Ik draai de dop op mijn flesje, en zet deze op het dak van mijn kleine rode autootje. Ik buk om mijn sleutels op te rapen. Even kijk ik op. Op het glimmende oppervlakte zie ik twee gele ogen. Ze kijken me aan op een hongerige en dierlijke manier. Heel vaagjes zie ik de contouren van een grote hondenkop in de reflectie. Met een ruk draai ik me om. Er is niks achter me. Met een knoop in mijn maag draai ik me terug naar mijn auto. Er is niks meer te zien. Snel gris ik mijn autosleutels van het asfalt en open ik het portier. Ik vergeet bijna het flesje van het dak af te plukken in mijn haast om te vertrekken. Deze week wordt met de minuut gekker en gekker. Ik scheur als een maniak de parkeerplaats af, weg van deze plek. Weg van deze plaats die me langzaam maar zeker laat doordraaien. Het is alsof iemand een spelletje met me aan het spelen is. En ik ken de spelregels nog niet, dus ben ik aan het verliezen.



Marco was een lange, breedgebouwde jongeman.
Hij had een serieus gezicht met scherpe hoeken.
Zijn ogen waren lichtbruin, een kleur die bijna oranje leek te zijn. Hij had lang haar in een kleur die niet blond was, maar ook niet bruin, die hij gebonden in een staart op zijn rug droeg. Zijn kleding was zwart. Althans, het was niet zo duidelijk wat hij droeg, omdat hij op een plek stond waar geen enkele lantaarn hem kon verlichten. Hij keek toe hoe een jonge dokter gehaast naar zijn auto liep. Hij rook de geur van verwarring die de dokter bij zich droeg. Maar ook heel duidelijk de geur van net ontwaakte vermogens. Was dit degene die hij moest meenemen? Hij zag er een beetje uit als een sukkel, als hij eerlijk moest zijn. Hoe wist Felix zo goed dat dit de juiste persoon was? Hij baalde, had Felix maar duidelijker geweest. Hij had het eigenlijk liever gehoord van dokter Alnair, die om de zoveel jaar wel een nieuw lid van het Sterrenvolk afleverde. Alsof het de gewoonste taak van de wereld was.

Er klonk een geluid. Vallende sleutels. Marco had een uitstekend gehoor en een uitstekend vermogen om allerlei dingen te ruiken. Hij zag hoe de man bukte. Dit was zijn kans. Hij sprong naar voren. Als een schaduw in de nacht. Hij moest dichterbij zien te komen, zodat hij de geur van de jonge dokter nog duidelijker kon ruiken. Zijn ogen kon zien.

De jongen reageerde verschrikt toen hij het spiegelbeeld van Marco in de lak van zijn rode autootje zag. Met een ruk draaide de dokter zich om, maar Marco had zich al uit de voeten gemaakt. Teruggekeerd naar zijn plekje in het duister. Dit was de jongen, hij wist het nu zeker. Een nieuwe aanwist voor het team. Marco grijnsde. Dezelfde grijns als Felix had. Ja, Andrew Mone. Jij bent het. En jij zal heel erg snel bij ons zijn.

Marco draaide zich om en sprong in de bosjes. In een snel tempo vertrok hij in noordelijke richting.



Ik toeter als ik een gek tegenkom die van links komt en mij geen voorrang wil schenken. Ik voel me opgelaten en misschien ook wel wat kwaad. Ik snap gewoon helemaal niet meer wat er aan de hand is en waarom het me zo van streek maakt. Ik snap het gewoon niet. Waarom doet me dit toch zoveel? Ik ben geen mythisch wezen. Die bestaan niet. En magische krachten of weet ik veel wat ook niet. Ik ben een dokter. Ik heb mijn leven geschonken aan de wetenschap, en aan niets meer of minder.

Voor het eerst lukt het me om in een poging op de juiste manier in te parkeren. Komt vast door mijn irritatie. Ik stamp het trappenhuis op en blijf voor mijn deur staan. Er klopt iets niet. Ik frons mijn gezicht en steek het sleutel in het slot. De deur ziet er gewoon uit zoals hij er altijd uitziet. Maar ik heb toch het gevoel alsof er iets is veranderd aan mijn huis. Niet ook nog eens mijn huis! Ik had gehoopt gewoon een rustige avond voor de buis te hebben. Biertje, voetbalwedstrijd, magnetronmaaltijd. Ik duw de deur open en kijk het halletje rond. Niks te zien. Geen sporen van braak.

Ik trek mijn jas uit en schop mijn schoenen bij de andere paren. Ik loop meteen naar het keukentje en pak een biertje uit de kleine koelkast. Een vrijgezel heeft toch geen goedgevulde koelkast nodig. Met het biertje in mijn hand duw ik de deur naar mijn woonkamer open, en ga naar binnen.

Als bevroren blijf ik staan. Er zit iemand op mijn bank! Een klein figuurtje, gekleed in het zwart. Haar schoenen raken amper de grond. Haar krullende haar is naar achter gebonden, zodat haar haar niet voor haar gezicht kan hangen. Ze heeft een mok dampende thee in haar handen. Mijn mok! Ik heb nou geen idee of ik nou boos of bang moet zijn. Wat doet een kind nou in mijn kamer?

‘Wat doe je hier? Moet je niet naar huis?’
‘Nee hoor meneer,’ reageert het meisje. ‘Ik ben hier voor u.’
‘Voor mij?’ Oh god! Is dit soms een nieuwe seriemoordenaar? Of soms een grap van mijn maten van de kroeg. Oh.. wacht.. Ik heb geen maten van de kroeg.
‘Ja, voor u. En ik kom u niet vermoorden, als u daar soms bang voor bent.’ Ze neemt nog een slok van de thee en zet de lege mok dan op mijn salontafel. ‘Ik ben net zoals u weet u?’
‘Zoals ik? Nee hoor.. Jij bent een kind en een klein meisje. Je haarkleur verschild en je bent geen dokter.’ Ik probeer stoer en sarcastisch te klinken, maar ik merk aan de toon van mijn stem dat ik daar gigantisch in faal. Ik toon angst. Daar moet ik mee stoppen. Ik hoef niet bang te zijn voor een kind van hoogstens tien jaar oud.
‘Niet op de manier, meneer.’ Ze kijkt op en ik voel haar ogen in de mijne boren. Dan zie ik hoe haar mondhoeken omhoog krullen en zich een grijns vormen. Een grijns die ik me nog heel goed herinner van gister. Een grijns die de enge man uit het pakhuis ook had.
‘W-wat ben jij? Die grijns!’ stotterend deins ik licht achteruit.
‘Oh, u heeft Felix ontmoet, dat klopt. Ik kom u halen.’ Zegt het meisje. Ze staat op en ik zie heel duidelijk dat ze echt heel klein is. ‘Want u bent een van ons, Pleïaden!’ Mijn ogen worden groot en ik schud van nee. Ik ben geen pleïaden! Ik ben een dokter. Ik wil het zeggen, maar ik kan niks uitbrengen. Mijn mond gaat open en dicht als een vis op het droge. Het meisje komt op me af.
‘Ik kom u meenemen naar de Sterrenwacht!’
Emuca
Emuca dec 10 '09
Ik hoor graag wat jullie ervan vinden! laugh

Hoofdstuk 4 – Het eerste geheim

Ik kijk het kleine ding vol verbazing aan, niet wetend of ik haar nou serieus moet nemen. God mag weten waar dat kind het nu weer over heeft. De Sterrenwacht?
‘Zeg meisje, nu moet je ophouden, dit is niet grappig! Je mag niet zomaar bij andere mensen inbreken!’
‘Dat weet ik meneer, maar u zult me maar moeten vertrouwen.’ Ze steekt haar hand uit. ‘Kom.’
Ik kijk naar haar hand, die klein en iel is. Ik twijfel een ogenblik. Zou het een grapje zijn, of kan ik de puurheid dat normaal gesproken in een kind verborgen zit, vertrouwen.

Ik pak haar hand en merk meteen dat haar vingers zich om de mijne sluiten. Ik verbaas me over de kracht die ze in haar hand heeft. Dan voel ik plots een tinteling. Als een soort statisch schokje dat overspringt tussen onze handen. Ik voel opeens een jeukend gevoel bij mijn elleboog, daar in de buurt. Alsof een mug me gestoken heeft. Ik wil krabben, maar het meisje trekt me mee. Richting de hal. Richting buiten.
‘We hebben geen moment te verliezen.’ Ik laat me door het meisje meetrekken. Gewoon op mijn sokken en zonder jas stap ik naar buiten. De vochtige stoeptegels geven meteen hun vocht af, die meteen door de dunne stof van mijn sok trekt. Buiten zie ik een grote zwarte auto staan. Hij staat stationair te draaien en de ramen zijn geblindeerd... maar ik ga ervan uit dat er iemand op ons staat te wachten. Mijn gedachten laten me niet in de steek. Meteen rolt het raampje aan de bestuurderskant naar beneden en zie ik een man zitten met een zonnebril op. Zijn lange haar is in zijn nek gebonden tot een staartje en de scherpe hoeken in zijn gezicht geven hem een strenge indruk. Ik slik. Hij knikt als het meisje even naar hem zwaait.
‘Wie is dat?’ stamel ik.
‘Je hebt wel veel vragen, meneer?’
‘Eh.. oh... sorry.’ Ik slik mijn verdere vragen in en klim zwijgend de auto in als het meisje me voor is gegaan. Ik volg ook haar voorbeeld als ze haar gordel vastmaakt. Ze heeft haar ogen gesloten en een glimlach op haar gezicht.

‘Zo jongen.’ De bestuurder is de eerste die de kille stilte verbreekt. We rijden over een rustige weg, vele malen harder dan de toegestane snelheid. Ik durf er niks van te zeggen. ‘Daar zit je dan. Op weg. Klaar om je leven te veranderen.’
‘Wie zegt dat ik mijn leven wil veranderen?’ antwoord ik met piepende stem, verbaasd van mijn eigen lef.
‘Je moet wel. Het is je lot.’ Meteen voel ik het jeukerige gevoel in de buurt van mijn elleboog weer. Deze keer gun ik mezelf het te bekijken. Maar ik zie niks vreemd. Enkel de stervormige moedervlek. De moedervlek. De moedervlek. Het begint bij me door te dringen.
‘Jullie hebben ook een moedervlek...’ fluister ik naar niemand in het bijzonder.
‘Voet’ antwoord de bestuurder.
‘Borst’ antwoord het meisje. En ik begin te beseffen dat die stervormige vreemde moedervlek mijn kaartje voor een heel nieuwe wereld is.

‘Hij begrijpt het.’ De bestuurder kijkt achterom en grijnst. Weer die ene grijns. Hij zet zijn zonnebril af en ik zie zijn bijna onnatuurlijke oranje irissen. ‘Je kan mij Marco noemen, en dat meisje daar, dat is Luna.’
‘Wat zijn jullie?’
‘Zoals jij’ antwoord het meisje dat Luna heet nu.
‘Wat ben ik?’ vraag ik, een beetje moe wordend van de vage omschrijvingen die worden gegeven.
‘Een Peïaden’ antwoord bestuurder Marco, terwijl hij met gierende banden een bocht neemt.
‘Wat is dat?’
‘Gelooft u in vampiers en feeën, meneer Andrew Mone?’ vraagt de kleine Luna.
‘Nee’
‘Dat zal snel veranderen!’



‘Donder op Alex’ bromde Felix terwijl hij een legbuisje vol met het zwarte spul op ooghoogte bracht en het eens goed bestudeerde.
‘Ik blijft gewoon lekker waar ik ben hoor.’ Alex grijnsde de Russische jongen. ‘Ik help je.’
‘Ik heb geen hulp nodig.’
‘Ach, klets niet, oude man. Je weet niks van de geur van bloed!’ Alex reikte in de richting van een gevulde beker, maar Felix sloeg hem behoorlijk hard op de vingers zodra hij het glas ook maar had aangeraakt.
‘Jij hebt geen recht daarop te oordelen... Daarnaast heb je ook geen recht me een oude man te noemen.’
‘Ah, kom op Felix! Je hebt alles wat je wil.. Je testjes, je experimenten! Ik heb niks. Luna en Marco zijn op pad en ik mag niet mee.’
‘Daar zal je het wel zelf naar gemaakt hebben, is het niet?’ Felix schonk wat van een groene vloeistof bij het zwarte bloed in zijn reageerbuisje. Het pruttelde even en kreeg toen een donkerblauwe kleur. Felix zuchtte en veegde met de rug van zijn hand het zweet van zijn voorhoofd. Hij had vanmorgen niet zoveel moeten eten, dan had hij er nu geen last van gehad. En dan zat hij ook nog eens opgescheept met die Alex. Dat was nou niet wat je zegt zijn ideale werkdag. Toen schenen opeens twee koplampen van een grote auto door de gordijnen.
‘Alex, ga kijken wie dat zijn.’ Er was niks meer over tussen het geplaag van de twee mannen. Beide waren nu bloedserieus. Alex’s gezicht toonde een diepe frons toen hij naar voren schoot en probeerde te achterhalen wie de vreemdelingen waren.
admin
admin dec 10 '09
Heel mooi, Emmy. Goed verhaal, leuk met die verwisselingen van scenes.

Moest even lachen met dat flesje water op de auto. Een jaar of 10 geleden, in Frankrijk tijdens de vakantie, had ik mijn Nikon spiegelreflex op de dak van de auto gezet, omdat ik nog wat in de auto moest leggen. Vervolgens naar de camping gereden, een km of 20. Aangekomen stapte ik uit en zag mijn camera nog gewoon op het dak staan. Oeps...dat was goed afgelopen. Die camera heb ik nog, het is een lekker stevig en zwaar model. Anders was ie er zeker afgewaaid onderweg bij 80 km/u.
Emuca
Emuca dec 10 '09
Haha, dankje. Ik wilde afwisseling om het een beetje speels te houden.. en om de spanning te verhogen op sommige punten.

Je hebt wel mazzel zeg. Ik zou een camera eerst 5 keer laten vallen en dan op de auto leggen.. en dan glijd hij eraf. smile
Emuca
Emuca dec 11 '09
Tadaa... laatste deel H4 en deel H5 :3



Ik zie hoe we aankwamen bij een groot gebouw. Iets zegt me dat ik het gebouw ken. Het is alsof ik precies zou kunnen zeggen waar wat is. In mijn gedachten loop ik een hele weg in mijn hoofd. De beelden duizelen me.
Ik kijk naar rechts. Luna heeft haar ogen gesloten, alsof ze tijdens de reis in slaap is gevallen door de flitsende lichten die we hebben gepasseerd. Die werkte nogal hypnotiserend, moet ik toegeven. Het gezicht van het meisje staat niet meer zo vrolijk als deze eerder had gestaan. Haar mond is nog slecht een dunne streep en haar handen heeft ze liefelijk op haar schoot gevouwen. Arm kind, ze is vast moe of zoiets.

Marco parkeert de auto. Het gebouw is onnatuurlijk donker, alsof men niet wil dat het opvalt.
‘Kom’ Marco’s stem klinkt als een fluistering, maar ik hoor hem duidelijk. De man stapt uit en loopt voorlangs de auto. Ik klik zelf mijn gordel los en duw het portier open als precies op hetzelfde moment Marco de deur aan Luna’s kant opent. Zijn stem is nog zachter nu.
‘Luna, wakker worden.’ Marco brengt zijn hand naar het meisje haar voorhoofd en schud zijn hoofd. Hij slaat zijn linkerarm om het meisje haar schouders en wringt zijn andere arm onder haar benen. Moeiteloos weer hij haar op te tillen.
‘Kom, we gaan naar binnen, maar pas op, want je weet nooit zeker wat je hier kan verwachten.’

Ik slik om die woorden, maar loop zwijgend achter Marco en het kleine meisje aan. Haar benen bungelen alsof ze gemaakt zijn van stof. Alsof Luna veranderd is in een lappenpop.



Alex tuurde door de vitrages naar de figuren die uit de donkere auto stapte. Shit, dacht hij bij zichzelf. Dit was niks goeds. Ze zouden proberen naar binnen te dringen, en dit keer was het geen onschuldig groepje krakers, vreesde hij. Hij keek achterom. Felix knikte en begon de experimenten op te ruimen. Elk flesje kreeg een dop en deed hij secuur in een houten kist, waar ook de jerrycans met het zwarte bloed in zaten. Alex zag hoe Felix voor de zekerheid een paar kleine flesjes bloed in zijn zak stak. Hij hield zijn hand op en Felix gooide hem ook twee flesjes toe, die hij moeiteloos ving. Je kon niet voorzichtig genoeg zijn.

Het snerpende geluid van brekend glas en het donderende geluid van een afgaand geweer verbrak de stilte. Glas vloog in het rond en Alex sprong achteruit, zodat hij niet meer voor het raam stond. Felix sprong ook weg, en holde, tot zover zijn overgewicht dat toeliet, naar Alex toe.
De twee mannen hielden hun adem in en leken ervoor te zorgen dat niemand hun aanwezigheid kon opmerken.

Iemand stapte naar binnen. Alex en Felix duwde zichzelf tegen de muur aan. Diep in de schaduwen. Er kwam nog iemand binnen en nog iemand. Drie tegen twee. Onze twee vrienden besefte maar al te goed dat ze in de minderheid waren. Ze konden maar beter stil zijn en wachten tot de indringers zouden vertrekken.
‘Kijk, ze hebben het bloed.’ Bromde de eerste man die binnen was gekomen.
‘Maar niet voor lang.’ Bromde een ander.
‘Meenemen of vernietigen?’
‘Vernietigen.’

De eerste man hield zijn hand op en tekende een simpel figuur in de lucht. Toen knipte hij in zijn vingers. De houten kist vatte meteen vlam en de flesjes explodeerde. Felix kreunde in gedachten. Al dat werk voor niks. Het zou nog tijden duren voordat ze weer zo’n grote buit konden maken.

‘En dan pak je nu de aanwezige in dit pand.’ Zei de derde man, die ook de opdracht had gegeven om het bloed te vernietigen.
‘Met alle genoegen.’ De eerste man grijnsde hoorbaar. Alex en Felix konden enkel hopen dat ze niet opgemerkt zouden worden.

Hun gezichten werden opeens fel verlicht door een oranje vlam die de eerste indringen voor hun gezichten hield. Zijn grijns, duidelijk Pleïaden, was arrogant en gemeen. Alex kwam meteen in actie. Hij en Felix moesten nu vechten voor hun leven.



Marco had Luna net neergezet op een bankje bij de voordeur, om zijn aanwezigheid kenbaar te maken, als het meisje opeens met een flinke ruk overeind komt. Ze hapt naar adem, alsof ze haar adem te lang had ingehouden. Ik schrik op. Marco staat binnen een tel naast haar.
‘Wat is er?’ hij grijpt haar schouders vast en schud even, alsof dat haar wakker zal houden.
‘A-Alex... en... Felix...’
‘Wat is er met hen?!’ Luna zwijgt en slaat haar ogen neer. Marco schud nog eens. ‘Zeg het me!’
‘Ze zijn.....gevonden...’ En dan breekt de pleuris uit. Alles is een chaos. En ik kan alleen maar achter ze aan sukkelen. God mag weten wat ze opeens gaan doen, maar ze doen het snel, en sleuren mij erin mee.

























Hoofdstuk 5 – vaarwel, mijn leventje.




Ik kijk in het gezicht van een klein vrouwelijk mensje, althans, ik ga ervan uit dat het een mens is. Want ze heeft 2 ogen, een neus en een mond en haar lichaam voldoet aan de menselijke anatomie. Ze heeft de lengte van een kind en is erg iel gebouwd. Een paar minuten geleden was ze nog in diepe slaap, tot ze ineens wakker geschrokken was. Met de snelheid van het geluid was mijn groepje weer in de auto gesprongen en waren we richting het deel van de stad geracet waar ik ook die jerrycans met bloed heb afgeleverd. Tijdens de rit legde Luna me uit wat er nu gebeuren zou, en dat staat me helemaal niet aan. Nu staan we hier met z’n drieën op het dak van een gebouw naast het pakhuis.
Luna staat op de rand. Ze heeft een grijns op haar gezicht en de wind laat haar kleding en lange krullende haar wapperen. Ze kijkt me aan en ik vraag me af wat ze denkt. Ik zie dat Marco Luna in de gaten houdt, alsof ze elk moment in kan storten, maar hij kijkt ook naar beneden, waar er een auto stopte en drie mannen uitstappen. Mijn nieuwe ‘vrienden’ staan doodsstil, alsof het poppen zijn. En het erge is nog wel, dat ik in deze zaak ben meegetrokken.

De mannen gaan naar het pakhuis toe en ik schrik als ik het geluid van kogels die worden afgevoerd hoor. Ik hoor een raam breken. Verbijsterd kijk ik naar Marco en Luna, die nog geen vinger hebben uitgestoken. Dan komt er een fel oranje licht uit de ruimte waar de mannen net binnengegaan zijn. Luna knikt even en ik zie haar grijns groter worden. Ze doet nog een stap richting de rand en spant haar spieren aan. Gaat ze springen? Gaat die gek springen vanaf deze hoogte? Ik wil haar stoppen! Wat moet ik doen? Ik kan niet van zo hoog springen!

Nog voordat mijn hersenen er een antwoord op kunnen verzinnen, springt het meisje naar beneden, waar ze keurig op haar voeten terecht komt. Ze rent snel door en verschuilt zich in de schaduw van het pakhuis. Marco staat opeens naast me, hij pakt mijn arm vast, en voor ik het weet, val ik samen met hem in de diepte. Ik knijp mijn ogen dicht en wacht op de klap.

Maar die harde klap blijft uit. Ik voel hoe we de grond raken, en de trilling schiet door mijn lichaam, maar ik voel geen pijn. We haasten ons naar Luna, die haar ogen gesloten heeft en haar handen tegen de bakstenenmuur gedrukte heeft.
Marco legt even zijn hand op haar schouder en vraagt of ze oké is. Luna knikt. Ik vraag me af wat ze aan het doen is, het ziet er nou niet bepaald spectaculair uit. Maar, als haar handen opeens door de muur gaan alsof deze van water is, neem ik dat terug. Haar handen verdwijnen, dan haar armen... En dan is ze opeens helemaal door de muur gestapt! Marco trekt me mee, dwars door de muur!

Het voelt een beetje alsof je onder een airco door loopt, of onder een soort douche door. Ik durf helaas niet te kijken, dus ik zie niet precies wat er gebeurd. Als ik mijn ogen weer open, zie ik Luna voor me staan.
‘Marco...’ mompelt ze zacht.
‘Komt voor elkaar!’ Marco laat me los en springt naar voren. Het gaat allemaal zo snel, dat ik het niet kan volgen. Het komt er in ieder geval op naar dat hij binnen een paar tellen alle drie de mannen naar buiten heeft te werken. Hij was als een donkere schaduw.

Luna richt haar aandacht op twee hoopjes in de hoek van de kamer. Ze rent erheen en knielt daar neer. Ik ga maar achter haar aan, want ik weet niet wat ik anders kan doen. Ik schrik als ik het zie. Het zijn twee mensen. En een daarvan is de man aan wie ik het bloed heb afgegeven.
Het kleine meisje bekommerd zich om een Oost-Europees uitziende man. Ze bekijkt vluchten zijn verwondingen en rukt dan zijn shirt open, plaatst haar rechterhand op zijn borst en sluit haar ogen. Met haar linkerhand tekent ze een soort symbool op haar hand. Ik kijk mijn ogen uit als het bloed langzaam verdwijnt en wonden zichzelf dichtmaken. Ik voel dat het geen zin heeft om te blijven kijken. Ik moet zelf wat doen. Ik laat het allemaal volledig over aan mijn instinct dat zegt dat ik de dikkere man moet helpen. Hij is ook buiten bewustzijn en heeft een flinke wond bij zijn slaap en bij zijn buik. Ik slik en leg zonder ook maar even te aarzelen mijn handen op de wonden. Ik voel een zekere warmte door mijn handen trekken. Warmte die doorstroomd naar het lichaam onder mij. Ik hoef geen symbool te tekenen, ik voel het. Ik zie het. De wonden genezen zichzelf. Ik ben verbaasd.
‘Waarom denk je dat je dokter wilde worden, heler?’ hoor ik Luna naast me zeggen. Ik weet dat ze het over mij heeft. Ik ben die heler. Ik kan mensen beter maken. De man onder mijn handen opent dan zijn ogen en spreekt.
‘Dat werd tijd, jongen.’
admin
admin dec 11 '09
Weer een mooie aanvulling op het verhaal. Heel spannend!
admin
admin dec 12 '09
Hoi Emmy,
Gedetailleerd. Mooi en fantasievol geschreven. Erg goed smile
Emuca
Emuca dec 13 '09
Bedankt. smileIk heb helaas nog geen vervolg klaarliggen!
admin
admin dec 13 '09
smileIk neem aan dat het tegen die tijd vanzelf wel komt? smile
Emuca
Emuca dec 13 '09
Tuurlijk! laugh
admin
admin dec 13 '09
Helemaal goed !
admin
admin dec 30 '09
Wanneer gaat het verhaal verder? smile
Emuca
Emuca dec 30 '09
Als ik verder heb geschreven. laughKomt wel goed.
Pagina's: Vorige 1 2

Social Services

Delen:

Netwerk

carina
Helderziende magda
Angela
Ies
Annemarie
Roy
Patske
xXBertDeZienerOpenaarDesDerdeOogXx69x420
Nouki