Als zwerfvuil blaast de wind mij doorheen de straten,
in het daglicht dat mij verblindt.
Ondanks de drukte, lijkt alles zo verlaten.
Alles zo appart, niks dat hen nog bindt.
Hier en daar valt er een scherm tegen de vlakte,
waar men ontkleed wordt in de kijker.
Alsof je ziel de grond in zakte
men is niet langer rijker!
alle blikken wijken weer weg, geen hand dat reikt!
Die moment staat de tijd even stil...
Het onvermijdelijke liet zijn aanwezigheid gelden
de rimpel zaait het woord zoals de wil,
wanneer zal er geoogst worden en wat?
t'Zijn niet enkel onze knieen meer onder het nat;
Voor alles wat leeft wordt nu gevreesd!