Er zijn allemaal manieren waarop we de pijnlijke waarheid over onze jeugd ontkennen. Kijk eens hoeveel van de volgende opmerkingen over je jeugd je geneigd bent te maken, zodat je erachter kunt komen in welke mate je in ontkenning van de waarheid leeft.
Vergoeilijken
Je vergoeilijkt dingen wanneer je weet war er gebeurd is, maar meent dat het minder invloed op je heeft gehad dan het geval is. Wanneer je dingen vergoeilijkt, zeg je bijvoorbeeld:
"Andere mensen hebben het veel erger gehad dan ik."
"Ik weet wel dat hij of zij (....), maar dat gebeurde maar zelden."
"Ik heb er nooit veel aandacht aan geschonken."
"Ik heb er niet zo'n last van gehad."
"Ik was nooit thuis, dus heb ik er niets van gemerkt."
Verzet
Je verzet je wanneer je weet wat er gebeurd is, maar je gelooft dat het niet van belang is voor je huidige leven. Wanneer je je verzet zeg je dingen als:
"Dat is al zo lang geleden."
"Dat was toen, niet nu."
"Ik heb me er al lang geleden mee verzoend (me al lang geleden met hen verzoend)."
"Ik weet het al jaren, maar ik wil gewoon verder leven."
"Ik heb niets met hen te maken."
"Zo was het nu eenmaal."
Onderdrukking, blokkering
Bij blokkering weet je alleen nog maar de leuke dingen uit je jeugd of herinner je je weinig tot niets. Wanneer je herinneringen onderdrukt zeg je dingen als:
"Ik kan me niets meer herinneren."
"Ik kan me niet herinneren dat er iets aan de hand was."
"Ik heb een heerlijke jeugd gehad, we maakten regelmatig uitstapjes."
Keerzijde zoeken
Als je voortdurend de keerzijde zoekt, weet je wel wat er gebeurd is, maar denk je dat die gebeurtenissen wegvallen tegen de "goede" dingen. Wanneer je dit doet zeg je bijvoorbeeld:
"Ik weet dat hij of zij (...), maar ik ben toch goed terechtgekomen."
"Het heeft me sterker gemaakt (me goed gedaan)."
"We hebben alles gehad wat we nodig hadden."
"Ik kon altijd bij mama (of papa) terecht."
"Ik (wij) wist(en) dat ze van me (ons) hielden."
"Ik heb er karakter door gekregen."
"Het zijn geen slechte mensen."
Excuses vinden/rechtvaardigen
Bij deze vorm van ontkenning erken je het verleden, maar rationaliseer je wat er gebeurd is. De dingen die je bij deze vorm van ontkenning zegt zijn bijvoorbeeld:
"Ik (wij) verdiende(n) het."
"Dat deed toen iedereen."
"Hij of zij wist(en) niet beter."
"We wisten dat ze van ons hielden, maar ze konden het gewoon niet tonen."
"Ze hebben gedaan wat in hun vermogen lag."
Bron: Uit het boek "De herontdekking van het ware zelf-Ingeborg Bosch". Pagina 133