Er was eens een klein jongetje die de hele dag op de trommel speelde en daar erg van hield. Hij hield er maar niet mee op, wat anderen ook zeiden of deden. Verschillende mensen die zich sufi’s noemden en anderen die van goede wil waren, werden er door de buren bij geroepen en gevraagd iets aan het kind te doen.
De eerste zogenaamde sufi vertelde de jongen dat het slakkenhuis in zijn oren kapot zou gaan, als hij zo door zou gaan met lawaai te maken. Deze redenering ging te ver voor het jochie, want hij was geen geleerde en ook geen wetenschapper. De tweede vertelde hem dat slaan op de trom een heilige activiteit was and alleen gedaan zou moeten worden op speciale gelegenheden. De derde gaf de buren oordopjes. De vierde gaf de jongen een boek. De vijfde gaf de buren boeken die methoden gaven om boosheid onder controle te brengen door middel van bio-feedback. De zesde gaf de jongen meditatie-oefeningen om hem rustig te maken en legde uit dat alle werkelijkheid verbeelding was. Net zoals alle placebo’s werkten deze remedies slechts voor korte tijd, maar geen van allen werkte erg lang.
Uiteindelijk kwam er een echte sufi langs. Hij keek naar de situatie en gaf de jongen een hamer en beitel en zei: “Ik vraag me af wat er IN de trommel zit?”
http://www.overpeinzende.nl/wp-content/c...zijn/index.html