Verzonken in de koesterende schouder van de aarde
Het is als de nacht, aardedonker
Ik ben overal en nergens
Geen barriére voor mijn zicht, geen enkel obstakel
Ik kan zien, horen, voelen en ervaren
Krioelend van het leven, in deze dode materie
Dood, ben ik dood?
Ik was levenloos, zoals het scheen.
Mijn lichaam vereenzelvigd met het Al,
Gebloeid en uitgebloeid
Tranen infiltreren de moeder van al het leven
Schreiende blinden, wenend door vertroebeld zicht
Geen zicht, uit het zicht
Eén grote wee, meer is niet nodig, ik ben herboren,
Wijds universum..
Licht, glanzend helder licht
Vrij ben ik, totaal vrij
Ik besta
Eens ontsproten uit deze aarde
Maar teruggekeerd
Was als compost, voedend
Voedsel voor het nieuwe leven
Dat onstaat, hier in moeders schoot.