Na al die fijne woorden en aansporing via msn, heb ik besloten het eerste vervolg te plaatsen. Ik hoop dat jullie het leuk vinden.
Hoofdstuk 1
Het begon allemaal al vrij vroeg eigenlijk. Ik herinner me het aan de ene kant nog goed, en aan de andere kant ook weer niet. Misschien probeerde ik het wel te verdringen, ik was immers een kind. Maar datgene wat gebeurd was, zou mijn leven voorgoed veranderen, dat was zeker.
Ik was een verlegen meisje van 6. Ik ging zoals elk ander kind in deze harde wereld naar school. Ik leerde lezen, schrijven en rekenen, zoals ieder ander. Ik was een kind met een grote fantasie. Ik tekende veel en leefde voornamelijk in mijn eigen wereld. Die goede oude tijd, waar je nog zorgeloos kind kon zijn, zonder dat mensen het raar vonden, of gek. Een kind mag zich tenminste gedragen als een kind.
Ik open mijn ogen. Het gebeurd wel vaker de laatste tijd, dat mijn gedachten zo snel afdwalen dat ik terug ga naar vroeger. Beelden van het verleden flitsen voor mijn ogen. Leuke beelden, maar ook vervelende beelden. Sommige beelden herinnerde ik me nog heel goed en stonden op mijn netvlies gebrand, en andere was ik totaal vergeten. Het kan best nuttig zijn. Soms.
Ik kijk naar de mok thee in mijn handen. De halfgevulde beker met thee is dusdanig afgekoeld, dat het eigenlijk niet lekker meer is om te drinken. Ik denk dat ik wat langer weg ben geweest dan ik dacht. De kaars is ook een stukje korter. Ik kijk op de klok. Half zeven.
Anderhalf uur zijn verstreken, zonder dat ik er erg in had. Buiten heerst er nu totale duisternis. Ik weet niet zeker of het nog regent, ik denk dat het miezert. Ik sta op en begeef me naar het kleine oude keukentje, klaar om te beginnen met het avondmaal. Ik voel hoe een laken van bezorgdheid over mijn gelaat trekt. Mijn lichtpuntje is nog steeds niet thuis. Ik maak me zorgen, zoals ik dat altijd doe. Ik weet dat het beter zou zijn als ik dat niet deed, maar ik kon het niet loslaten.
Snel werp ik een blik op mijn telefoontje. Het enige wat het aantoont, is de tijd. Geen bericht, geen gemiste oproepen, niks. Zuchtend trek ik de oude koelkast open. Alles in dit huis is oud, maar meer kunnen we ons niet veroorloven. Ik kijk rond, en vind hetgeen wat ik klaar wilde maken, wat bloemkool, een pak aardappeltjes en vlees. Twijfelend zet ik de pannen op het fornuis. Misschien moet ik wachten, maar mijn maag knort. Veel heb ik nog niet gegeten vandaag.
Weer compleet in gedachten verzonken zet ik de voedselwaren op het aanrecht. Met mijn elleboog duw ik de koelkastdeur dicht, die met een zuigend geluid sluit. Iets strijkt tegen mijn been aan, wat mijn aandacht te trekt. Ik kijk naar beneden, en zie een van de 2 katten kopjes gevend bij mijn benen staan. De zwarte kater kijkt me hongerig aan. Ik glimlach en beloof het beest snel iets te geven. Als het door blijft jammeren pak ik het dier op. Het is een best groot en zwaar dier, dus ik moet veel kracht zetten. De gele ogen van het dier flitsen in het licht van het lamp, nijdig, omdat het geen eten kreeg. Het krijgt altijd eten tegelijk met ons, maar, het is wat later dan normaal gegeten wordt. Geschrokken door het onverwacht opgepakt worden, steekt het dier zijn nagels uit en spreidt het z’n pootjes. Per ongeluk strijken deze langs mijn wang, waardoor er een kras ontstaat. Typerend voor katten nagels, wordt het meteen dik en irriteert het een beetje, maar dat hindert niet, het zorgt ervoor dat ik weer terug op aarde ben met mijn gedachten.
Ik zet het dier terug op te grond, dat meteen richting zijn etensbakje schiet. Ook de andere kat is erbij gekomen. Ik besluit ze toch maar te eten te geven, en pak een blikje merkloos kattenvoer van de plaatselijke supermarkt. Met mijn nagel druk ik het lipje ophoog, zodat ik het blik gemakkelijk kan openen. Een klein moment later is het blik open, en beginnen de dieren luid te miauwen. Ze hebben honger, flinke honger. Ik vul de bak van de zwarte kater al eerste, zodat hij eet, en de kleinere zwart met witte poes met rust laat. Anders weet je het, dan krijgt het arme dier veel minder.
Ze werken het voer schokkend naar binnen, alsof ze 3 dagen voor het laatst gegeten hebben. In werkelijkheid was dat maar een paar uur. Maar, de dieren hadden een hele dag geen gezelschap gehad, en hebben niet zoveel besef van tijd. Voor hun gevoel waren er misschien wel 4 dagen verstreken. Ik dek het blikje af met een plastic dekseltje en zet het terug op de plank zodat de dieren er niet bij konden. Ik gaap even en schud mijn hoofd, zodat mijn brein wat meer zuurstof zou opnemen.
Ik schrik als mijn mobiel opeens geluid begint te maken. Snel loop ik naar het aanrecht, waar ik mijn telefoon heb achtergelaten toen ik de dieren hun eten gaf. ‘U heeft een nieuw bericht.’ Opgelucht klap ik mijn telefoon open, en zie een naam staan. Een sprankje hoop vult mijn lichaam. Ik druk op lezen, en de letters flitsen over het beeld.
‘Hoi liephi, Ik kom eraan hoor! Geen zorgen, ik ben oké. Over een half uurtje ben ik thuis, heb je al gegeten? Ik hou van je, kusjes <3’
Ik kan het niet helpen te glimlachen. Alles is goed, gelukkig. Al die kriebels waren er weer voor niks. Maar dat is niet erg. Snel druk ik op antwoorden om een berichtje terug te sturen. Ik vermeld dat ik nog niet gegeten heb, en snel aan het eten zal beginnen, zodat we nog lekker samen kunnen eten.
Ik pak de boter en spuit wat in een koekenpan, zodat ik het vlees kan pakken. Het water voor de groenten staat al op, en begint aan de kook te raken. Als het goed is, zal alles op tijd klaar zijn. Mijn maag knort en geeft aan dat het de hoogste tijd is om te gaan eten. Maar ik zal wachten. Samen eten is nu eenmaal veel fijner.
Om mijn honger te stillen snijd ik een plakje leverworst af, die ik vervolgens in mijn mond stop. Het blijft lekker.
Ongeveer een half uur later, als ik de laatste hand leg op het avondmaal, hoor ik een slot in de voordeur steken. Het oude slot klikt, en de oude voordeur zwaait krakend over. Ik hoor voetstappen, een tas die wordt neergezet en een druipende jas die wordt opgehangen.
"Ik ben thuis!" klinkt een stem. Ik glimlach. Eindelijk thuis. Weg zorgen en weg bezorgdheid.
"Smaakt het?" vraag ik, als ik met een liefdevolle glimlach richting mijn vriendin kijk. Ze heeft net een enorm stuk aardappel naar binnen gepropt en kijkt op. Ze lacht en probeert haar mond dicht te houden, zodat de inhoud binnen blijft. Ze knikt, en werpt me een geliefde blik terug. Ik voel me warm worden van binnen. Dit soort momenten maken me zo gelukkig. Ik herinner me zo goed hoe het voelde voordat ik dit kon voelen. Ik voelde me vaak alleen, miste haar vaak. Maar toen het eenmaal zover was, werd mijn jaren lang wachten beloond. Pijn verdween.
"Waar denk je aan?" vraagt ze als ze haar mond leeg heeft. Ik kijk op. Ik had weer eens zitten staren, ik zag het in haar ogen.
"Ik dacht aan vroeger." antwoord ik met waarheid.
"Hoe veel vroeger?"
"Een paar jaar geleden, je weet wel... Toen onze relatie net begon... Die lang durende jaren voordat we eindelijk samen konden wonen..."
"Ah.. Die vroeger.... Denk er maar niet teveel aan, liephi, die tijd is nu voorbij." Ik knik als antwoord, maar ik weer dat het toch in mijn gedachten zal blijven rondspoken. Dat weet ze ook wel, dus daarom probeert ze me over andere dingen na te laten denken. Ze weet dat we beiden liever niet aan die tijd willen terugdenken. Er gebeurde toen veel. Misschien wel te veel.. Meer dan we aankonden in ieder geval. Maar we kwamen erdoorheen, en nu is alles beter.
"Hoe was je dag?" begint mijn lichtpuntje, mijn zonnetje. Ik glimlach, blij dat ze over wat anders begint. Ik vertel haar wat ik vandaag gedaan heb. Hoe is 's morgens werkte, en hoe ik daarna het gevoel kreeg dat ik door de regen naar die ene straat werd getrokken. Ik kijk haar aan, en zie meteen dat ze daarover nadenkt. Het is een ogenblik stil.
"Denk je dat er wat aan de hand is?"
"Ik weet het niet." En dat meen in. Mijn gevoel zegt meerdere dingen. "Het is alsof ik nog steeds naar die straat wordt getrokken, alsof het nog niet over is." vervolg ik.
"Hmmm... Dus... Het is nog niet over?"
"Nee.. Ik ga morgen weer, als het gevoel niet stopt."
"Je zal hem vinden."
"Ik weet het, maar... Ik vraag me af waarom mijn gevoel me vandaag al stuurde..."
"Misschien omdat je de omgeving moest kennen, of omdat je op die manier al dingen hebt gezien..."
"Je zal wel gelijk hebben..." Ik neem een slok van mijn appelsap, die we meestal drinken bij het diner, en slik het door.
"Ik hoop dat het stopt met regenen... Ik ben het nu wel zat." Ik zie een lichte angst in haar ogen staan, ze houdt niet van regen. Dat weet ik maar al te goed. Ik stel haar gerust, en ze kalmeert. Wel verzoekt ze me morgen goede regenkleding aan te doen.
Ik zal hem vinden. Ik moet hem vinden. Voor het te laat is.