Loading...
nl

Lied van de Parel

Sephora
Sephora jan 10 '09
Prachtige tekst!
Uit 't boek van J. Slavenburg 'Gnosis'
en is ook op deze site te vinden (Spirituele Vrienden)



"Het 'Lied van de parel', dat in de oorspronkelijke tekst 'Zang van de apostel Judas Thomas in het land der Indiërs' genoemd wordt, verhaalt in allegorische beelden over de afdaling van een boodschapper, die vanuit het Pleroma op weg gaat om een parel te vinden.

1. Toen ik nog een klein kind was in het paleis van mijn Vader, genietend van de rijkdom en de weelde van mijn opvoeders, voorzagen mijn ouders me van het nodige, en zonden me weg uit het Oosten, ons huis.
Van de overvloed aan schatten maakten ze een last, groot en toch licht, opdat ik deze alleen kon dragen: goud is de last uit de hoge, en zilver uit de grote schatkamers, en robijnen uit India, en parels uit Kustan.
En ze wapenden me met diamant, dat ijzer kan snijden.

2. Zij namen mijn mantel af, vol edelstenen, overdekt met goud, die ze in liefde voor me hadden gemaakt, ook de toga, goud van kleur, die op mijn maat gemaakt was.
Zij sloten met mij een verdrag, en schreven 't in mijn hart om niet te vergeten, en ze zeiden: 'Als je afdaalt naar Egypte en vandaar de ene parel terughaalt, die daar is, omgeven door de verblindende slang, dan zul je je mantel, vol edelstenen, aantrekken, en je toga die daar omheen valt.
En met je tweelingbroer, onze naaste in rang, zul je erfgenaam zijn in ons rijk.'

3. Ik verliet het Oosten en langs een weg, slecht en gevaarlijk, reisde ik in gezelschap van twee gidsen, want in reizen had ik geen ervaring.
Ik ging over de grenzen van Maisan, waar de kooplui samenkomen uit het Oosten. Ik bereikte het land van Babel, waar ik de stad Sarburg binnenging. Toen ik kwam in Egypte verlieten mij mijn gidsen.

4. Ik ging regelrecht op de slang af en verbleef in een herberg in de buurt van zijn schuilplaats, wachtend totdat hij zou sluimeren of slapen om dan de parel van hem te pakken. En daar ik een eenling was, was ik een vreemde voor mijn medegasten in de herberg.
Maar ik zag er iemand van mijn familie, een vrij man, uit het Oosten, een jonge man, lieflijk en schoon, de zoon van Koningen.
En hij kwam naar me toe en voegde zich bij me en ik maakte hem mijn metgezel, aan wie ik mijn zending vertelde; een vriend, die mij vergezelde op reis. Hij waarschuwde mij tegen de Egyptenaren, en tegen het omgaan met onreine mensen.
Ik kleedde me in hun kleding, opdat ik voor hen niet vreemd zou zijn, als iemand van buiten, die de parel kwam halen. Anders zouden de Egyptenaren de slang uit zijn slaap halen en tegen me ophitsen.

5. Maar om de een of andere reden ontdekten ze dat ik hun landsman niet was. Zij palmden mij in, vermengden mijn drank met hun listen en gaven me hun eten tot spijs. Ik vergat dat ik een Koningszoon was, en ik werd een knecht van hun koning.
En ik vergat de parel, waarom mijn ouders me hadden gestuurd.
En door de zwaarte van hun eten viel ik in diepe slaap.

6. Maar wat mij was overkomen, bemerkten mijn ouders en ze waren bedroefd om mij. En een proclamatie ging uit in ons rijk, dat ieder zich bij onze poort moest verzamelen.
En de koningen uit Perzië en de ministers en al de vooraanstaanden uit het Oosten maakten een plan terwille van mij, opdat ik niet in Egypte zou blijven.
Ze schreven mij een brief, ondertekend door machtigen:
'Van je Vader, de Koning der Koningen, en van je moeder, de heerseres van het Oosten en van je broer, onze naaste in rang, aan onze zoon, die in Egypte is. Vrede.
Sta op en ontwaak uit de slaap en luister naar de woorden van de brief. Herinner je dat je een Koningszoon bent, en aanzie de mens die je thans dient. Herinner je je parel, waarom je bent gestuurd naar Egypte. Denk aan je mantel, bedekt met goud, opdat je deze dragen zult en jezelf ermee zult tooien, opdat je naam vermeld wordt in het boek des levens, en je met je broer, onze afgezant, erfgenaam wordt in ons koninkrijk.'

7. En de Koning, als zender, zegelde hem wegens de boze Babylonische kinderen, en de tirannieke demonen van Labyrinthe. En de brief verhief zich in de gedaante van een adelaar, de koning van al het gevederde volk, en vloog tot hij aan mijn zijde neerstreek.
Toen werd hij geheel en al Stem.
En ik ontwaakte uit de slaap, doordat ik zijn stem bemerkte. Ik ontving hem en kuste hem en ik verbrak zijn zegel en begon te lezen.
En zoals het in mijn hart was geschreven zo stond het er in.
Terstond herinnerde ik mij een Koningszoon te zijn.
En bevrijd verlangde ik naar mijn afkomst.
Ik herinnerde mij de parel, waarvoor ik naar Egypte was gestuurd.

8. En ik begon hem te betoveren, de vreselijke slang.
Ik bracht hem aan het sluimeren, want ik noemde de naam van mijn Vader en de naam van mijn broeder, de naaste in rang, en die van mijn moeder, de heerseres van het Oosten.
En ik griste de parel weg en ging terug om hem naar mijn vaderhuis te brengen.
En het vuile kleed deed ik uit, en ik liet het in hun land.

9. Ik zocht mijn weg regelrecht naar het licht van ons huis in het Oosten. En mijn brief bleek mij op de weg voor te gaan. En zoals de brief een stem had gehad om te wekken toen ik sliep, zo geleidde hij me nu met zijn licht, dat voor mij uitscheen.
Met zijn stem bemoedigde hij mij in mijn angst en met zijn liefde hielp hij me mij voorwaarts te spoeden.
Ik ging Labyrinthe voorbij en liet Babel links liggen en kwam bij het grote Maisan, dat ligt aan de oever van de zee.

10. Terwijl het koninklijk zijden kleed dat ik uitgetrokken had, en de toga, goud van kleur, door mijn ouders vooruitgezonden werden door middel van hun schatmeesters' die met de zorg daarvoor belast waren, herinnerde ik mijn glans niet meer, want ik was slechts een kind en nog erg jong, toen ik die achterliet in het paleis van mijn Vader.

11. Maar ineens, toen ik het kleed zag, als het ware in een spiegel, aanschouwde ik geheel mijzelf erin.
Ik zag het geheel in mijn eigen binnenste. Daardoor kende en zag ik mezelf gescheiden van, maar wel afkomstig van de Ene.
En voorts één met één gestalte.
Eén koninklijk teken was op beide geschreven. Geld en rijkdom hadden de schatmeesters in hun handen, en ze gaven mij mijn loon en het prachtige kleed, dat schitterend, goudkleurig versierd was met edelstenen en parels in overeenstemming daarmee.
Deze waren bevestigd in de hoge en het beeld van de Koning der Koningen was er overal op te zien. En in de hoge waren er saffieren harmonieus op bevestigd. En ik zag verder dat er door dit alles bewegingen van gnosis trilden.

12. En het kleed was klaar om te spreken.
En ik hoorde het zeggen:
'Ik ben het die handelde in de daden van Hem, terwille van wie ik in mijns vaders huis werd grootgebracht; en ik werd in mijzelf gewaar hoe mijn gestalte groter werd in overeenstemming met Zijn daden.'
Ik merkte zijn gestalte op.
En al zijn koninklijke bewegingen rustten op mij en goten zichzelf geheel over me uit. En uit handen van die het me gaven maakte het haast dat ik het zou grijpen.
De liefde dreef mij hard te lopen en hem tegemoet te gaan en het te ontvangen. En ik strekte me uit om het te krijgen. Met de schoonheid van zijn kleuren versierde ik me.
En ik omgaf me geheel met zijn koninklijke toga van schitterende kleuren.

13. En toen ik het aan had, werd ik opgetrokken naar de plaats van vrede en eerbetoon. Ik boog mijn hoofd en aanbad de schittering van de Vader, die mij dit gezonden had en wiens opdracht ik had uitgevoerd.
En ook Hij deed wat was beloofd. En aan de poort van Zijn paleis mengde ik me als vanouds onder de prinsen.
Want Hij was blij met mij en heette me welkom, en ik was met Hem in zijn paleis. Al zijn dienaren zongen met welluidende stemmen.
En Hij beloofde me dat ik deel zou hebben aan het hof van de Koning der Koningen, en dat ik, nu ik mijn parel gevonden had, samen, naast Hem, zou verschijnen."
Delen:
Beschermengel
Beschermengel jan 11 '09

Ik heb ook een liedje ...het gaat over een Parel in God's hand..van Elly & Rikkert

vondt het wel hier mooi bij passen!

Social Services

Delen:

Netwerk

carina
Helderziende magda
Angela
Ies
Annemarie
Roy
Patske
xXBertDeZienerOpenaarDesDerdeOogXx69x420
Nouki