Wie is Zot?
Herman Vanhove
Niemand zal in twijfel trekken, dat universiteitsprofessoren over ’t algemeen intelligenter zijn dan kleuterleidsters. Maar stel je eens voor, dat op een dag de minister van onderwijs zou beslissen, dat peuters en kleuters les moeten krijgen van professoren. Dat zou pas een klucht wezen. De professoren zouden de meest ingenieuze leerstellingen mogen verkondigen, voor de kleuters zou het onbegrijpelijke wartaal zijn. Arme kindertjes en arme professoren. Na een halve dag, denk ik, dat ze samen zouden zitten janken van ellende. Op hun knieën zouden ze de kleuterjuffen smeken om het terug over te nemen. Nee, ieder heeft zijn vak en zijn roeping en zijn niveau. Al hebben professoren een hoger kennispeil bereikt dan kleuterleidsters, ooit waren ze zelf kleuters en zonder de toewijding van kleuterjuffen zouden ze het nooit tot hoogleraar gebracht hebben. Kleuterleidsters zijn één van de vele onmisbare steunberen van de kathedraal van onze beschaving. Neem dus je hoed af als je er een tegen komt.
Onbegrijpbare taal. Zoiets kan twee oorzaken hebben: de spreker vertelt onzin, of jij bent zelf te dom. Dat doet me denken aan de plaats van de geestesgestoorde bij de Indianen. Nu moet je mijn inzicht in de Indiaanse beschaving en culturen niet au sérieux nemen (en de rest ook niet). Mijn kennis is volledig gestoeld op Bessy en andere stripverhalen. Maar wat ik dus wou vertellen: Indianen zouden groot ontzag hebben voor schizofrenen. Ze beschouwen die wartaal als een Hogere, Goddelijke en daarom onbegrijpelijke taal, waarvoor ze nog niet rijp zijn. Siegfried begreep pas de taal der vogelen nadat hij de draak had gedood en drakenbloed had gedronken. Voordien was vogeltaal voor hem onzinnig getjilp.
De middeleeuwse nar bracht de mensen aan ’t lachen. Maar waren het dwaasheden of wijsheden die hij uitkraamde? Parsival werd door zijn moeder met een zotskap de wereld ingestuurd. Ze zullen met hem lachen en dan keert hij wel terug, dacht ze. Maar de nar kwam tot wijsheid en keerde niet terug.
Wellicht ken je wel die fameuze grothistorie van Plato. Mensen zitten gevangen in een spelonk en kennen de wereld alleen van de schaduwen die ze zien. Een mens weet zich te bevrijden en ziet het licht. Allez, eerst ziet hij nul de botte, want het licht is te fel. Maar na enige tijd zijn zijn ogen gewend aan het licht en aanschouwt hij het leven in zijn volle glorie. Verdorie, zegt hij, dat moet ik aan mijn makkers vertellen. Hij snelt terug de grot in en begint vol vuur te vertellen over de echte wereld, en de vogeltjes, de schaapjes, de bloemekens en de biekens. Maar zijn makkers begrijpen hem niet. Wat een onzin! Sommigen krijgen de lachstuipen. Anderen krijgen medelijden en zeggen: Ocharme, hij is zeker met zijn kop tegen een stalactiet gebotst.
Ooit meende ik op mijn werk, dat ik mijn vakkennis met mijn collega’s moest delen. Ik schreef een artikel en dacht: ik steek er een grapje bij, dan lezen ze met plezier de ernstige boodschap ook. Na verloop van tijd dacht ik: niet alle collega’s begrijpen mijn boodschappen, maar ze lachen toch met de moppen. Moppen zijn altijd leuk: is de mop niet grappig, dan kan je nog lachen met de moppentapper. Uiteindelijk heb ik mij totaal verzoend met de rol van hofnar en weet ik, dat de collega’s enkel de grappen lezen.
En och, nar is nog niet zo’n slecht beroep. Wat niet lachend gezegd kan worden, is de waarheid niet. Je mag trouwens van geluk spreken als de mensen je maar gewoon uitlachen met je Goddelijke Boodschap. Mijn vriendin Jeanne, die had minder geluk, die werd op de brandstapel gezet.
Zijn we niet allemaal ergens kleuters of gevangenen in een grot? Hebben we niet allemaal gelachen met de wartaal van dwazen die ons hun boodschap probeerden te brengen? Wijsheid brengt altijd vreugde. De wijze vergenoegt zich in het hogere inzicht. De dwaas beschouwt wijsheid als een goeie mop.
Dat heeft wijsheid gemeen met volksdansen. Ook volksdansen brengt altijd vreugde. De dansers beleven plezier aan het dansen. En alle andere mensen beginnen al te lachen als je nog maar vertelt, dat je volksdanst.
Jill, de kleindochter van mijn vriendin Lucia, is drie jaar. Ze heeft op de nonnekensschool een liedje geleerd. Het is zoiets van ‘Wie is God? Wie is God?’ Maar haar uitspraak is nog niet helemaal in orde. Ze zingt dus vol overtuiging hele dagen van: ‘Wie is Zot? Wie is Zot?’ Geef toe: God of Zot, ’t is maar een minuscuul verschilletje.
Giovanni Correggio reed op palmzondag 1448 door de staten van Rome en presenteerde zich als Pimander, de uitverkoren dienaar en zoon van Jezus Christus. En later reed hij op een ezel gekleed in een met bloed bevlekte linnen mantel en met een doornenkroon op het hoofd.
Schitterend! Ik zie het metzelf ook al doen. Op een ezeltje over de Meir, wuivend als Sinterklaas: Ik ben Jezus Christus die teruggekeerd is. En iedereen ligt plat van ’t lachen. Maar dat geeft niet: ik weet, dat ik het Ware Licht gezien heb. Een gek zegt al lachend de waarheid.
http://www.traditie.be/artikels/WieisZot.doc