Depressiviteit?
Wat is haar oorzaak en hoe kan ze geheeld worden?
Door Greg Mackie
Kort antwoord:
In algemene zin wordt depressiviteit veroorzaakt doordat we ons met het ego identificeren. Dit brengt een gevoel van beroofd zijn met zich mee - de overtuiging dat we aan krachten onderhevig zijn die we niet onder controle hebben, dat we iets missen en niet die dingen kunnen krijgen die we voor ons geluk behoeven. Depressiviteit wordt geheeld door ervoor te kiezen het ego op te geven en naar de Heilige Geest te luisteren, Die ons eraan herinnert dat ons gevoel van beroofd zijn alleen door onze eigen beslissing komt onszelf te beroven, en Die ons ervan bewust maakt dat we alles al hebben wat nodig is om gelukkig te zijn.
Opmerking: Voordat we verder gaan, wil ik duidelijk maken dat dit artikel niet gebruikt moet worden als een vervangende behandeling tegen depressiviteit. Hoewel zo nu en dan even 'neerslachtig' zijn voor de meesten van ons heel normaal is, is klinische depressiviteit een ernstige ziekte die verwoestende gevolgen kan hebben. Iedereen bij wie depressiviteit is vastgesteld of bij wie die meer dan een paar dagen duurt zou professionele hulp moeten zoeken. Mijn bedoeling met dit artikel is enkel duidelijk te maken wat de Cursus over depressiviteit zegt, zodat we beter in staat zijn om vanuit het perspectief van de Cursus aan depressiviteit te werken.
Depressie wordt veroorzaakt door ons met het ego te identificeren, wat een gevoel van beroofd zijn met zich meebrengt - de overtuiging dat we aan krachten onderhevig zijn die we niet onder controle hebben, dat we iets missen en niet die dingen kunnen krijgen die we voor ons geluk nodig hebben.
Het ego is het geloof dat we van God en van onze broeders afgescheiden zijn, en 'depressiviteit is een onvermijdelijk gevolg van afscheiding' (Wdl.41.1:2). Waarom? Omdat afscheiding een gevoel van gemis teweeg brengt, en deze overtuiging dat we iets tekort komen is de diepgewortelde gedachte achter alle vormen van depressie. In essentie is volgens de Cursus het volgende misschien wel de meest kernachtige definitie van depressiviteit: 'Depressiviteit komt van een gevoel beroofd te zijn van iets wat je wilt en niet hebt' (T4.IV.3:2). Beroofd zijn betekent niet hetzelfde als zonder iets zijn, maar dat ons iets ontnomen of onthouden wordt door iets of iemand buiten onze controle. (Het woordenboek zegt dat 'beroofd zijn' zoveel betekent als: 'iets wegnemen of onthouden om het te bezitten of er plezier van te hebben'). Depressie komt dus voort uit de overtuiging dat we iets essentieels voor ons geluk missen, en dat we geen hoop meer hebben hetgeen we missen ooit nog te verkrijgen, omdat het niet in ons vermogen ligt om dat voor elkaar te krijgen. We worden depressief wanneer de waargenomen bron van geluk voor altijd buiten ons bereik lijkt te liggen. Depressiviteit is de emotionele doorvoeling van de gedachte: 'Ik wil dit, maar ik kan het niet krijgen.'
Het is niet moeilijk te zien hoe onze identificatie met het ego tot een gevoel van verlies en depressie leidt. Als we geloven dat we beperkte en afgescheiden wezens zijn, zullen we onvermijdelijk het gevoel hebben misdeeld te zijn. In de Hemel hadden we alles wat we nodig hadden om gelukkig te zijn, maar nu lijkt het alsof we dit allemaal kwijt zijn geraakt. Het lijkt wel of we van onbegrensde wezens, die zich in een grenzeloze hemelse vreugde wentelden, verworden zijn tot kleine hulpbehoevende schepseltjes die in een vijandige wereld moeten vechten voor ieder stukje geluk dat we maar kunnen vinden. En erger nog, er lijkt absoluut geen ontsnapping mogelijk uit onze misdeelde positie; ongeacht hoe hard we in deze wereld naar geluk zoeken en hoezeer we dit ook lijken te vinden, uiteindelijk zijn we gedoemd om het grootste verlies te lijden: de dood. Wat zouden we in zulk een toestand anders dan depressief kunnen worden?
Het gevoel van ontbering in de diepte van ons afgescheiden bestaan neemt in deze wereld vele vormen aan, waaruit volgt dat ook depressiviteit vele verschijningsvormen kent. Hier volgen enkele specifieke oorzaken van depressiviteit die de Cursus benoemt. (We zullen vervolgens ook kijken welke specifieke remedies de Cursus aanbiedt)
We worden depressief omdat we ons eenzaam voelen, afgesneden van onze Vader, onze broeders en ons ware thuis.
Eenzaamheid is een van de meest diepe gevoelens van gemis die we kunnen ervaren, en het is een van de typische oorzaken van depressie. Het kan natuurlijk de vorm van het gevoel aannemen in deze wereld afgesneden te zijn van familie en vrienden. Maar deze vorm, hoeveel verdriet ze ook inhoudt, is een uitdrukking van een veel triestere en dieper gaande eenzaamheid, een existentiële eenzaamheid van kosmische afmetingen: omdat we ervoor kiezen afgescheiden te zijn, hebben we onszelf afgesneden van onze Hemelse familie, ons enige echte thuis.
De Cursus spreekt zich hierover op een aantal plaatsen heel duidelijk uit. Les 182 van het Werkboek vertelt ons van de diepe, niet besefte droefheid die we voelen als het resultaat van de schijnbare verbanning naar deze wereld; de Christus in ons heeft heimwee en smacht ernaar om de 'heilige lucht waar Zijn Vaders huis mee gevuld is weer in te ademen' (Wdl.182.5:4). De paragraaf 'Het vergeten lied' schildert een overdrachtelijk beeld van dat huis: een liefdevol huis dat gedeeld wordt met geliefde broeders, waar een Hemels lied zo schitterend gehoord wordt 'dat het jou tot tranen toe bewegen zou, als jij je kon herinneren hoe dierbaar het jou was' (T21.1.7:2). Hoeveel moeite we ook doen om ons verdriet te verbergen door afleiding te zoeken in de 'pleziertjes' van de wereld, iets in ons huilt om de vreselijke alleenheid in onze afgescheiden toestand en verlangt ernaar zich weer te verenigen met onze Vader en onze broeders. Hoe hard we ook proberen in deze wereld een thuis voor onszelf te creëren, iets in ons weet dat we hier niet echt thuishoren. Diep vanbinnen voelen we ons dakloos, en zo is het niet verwonderlijk dat we ons depressief voelen.
We worden depressief omdat we denken dat we onze onschuld verloren hebben en die nooit meer terug kunnen krijgen.
Het is erg deprimerend om te geloven dat we van onze onschuld beroofd zijn, want wat voor hoop op geluk is er als onze gehele natuur tot op het bot zwart van schuld is? Maar identificatie met het ego leidt onvermijdelijk tot schuld, omdat het geloof dat wij ons van God en onze broeders afgescheiden hebben onvermijdelijk tot de overtuiging leidt dat we zondaars zijn: overtreders van Gods wetten en voor altijd beroofd van onze oorspronkelijke originele natuur. (Op aarde kan dit de vorm aannemen van schuldgevoelens over uiteenlopende 'zonden' waarvan we geloven dat we ze hebben begaan, de verschillende manieren waarop we andere mensen en onszelf pijn hebben gedaan.)
Wie van ons verlangt niet naar de verloren onschuld? Ik denk dat deze hunkering diep in de menselijke psyche aanwezig is en zich op verschillende manieren uit. Ze drukt zich uit in ons verlangen om de onschuld van onze kinderjaren, zoals wij die zien, te heroveren. Deze hunkering wordt ook uitgedrukt in het voortdurende menselijke geloof dat er in het menselijk verleden ooit een Gouden Tijd was, een Verloren Paradijs dat misschien hersteld wordt als we terugkeren naar het oude. Terwijl de Cursus niet wil dat we op zoek gaan naar de onschuld van onze kinderjaren of naar een mythische Gouden Tijd, erkent hij wel ons verlangen naar onschuld dat deze zoektocht motiveert. De Cursus zegt zonder meer dat onschuld ons hartsverlangen is: 'Dit is waar jij naar verlangt' (Wdl.182.12:2). De overtuiging dat we onze onschuld verloren hebben zit achter iedere traan die we ooit gehuild hebben, want 'wie zou er anders dan om zijn onschuld in tranen zijn?' (P2.IV.1:7).
We worden depressief omdat we proberen het onmogelijke te bereiken.
Hoezeer we ook onze schijnbare afscheiding van God en onze broeders betreuren, het feit is dat we niet eens het vermogen bezitten om dit werkelijk te kunnen doen. In eerste instantie lijkt dit goed nieuws, en uiteindelijk is het dat ook. Maar zolang we ons met het ego identificeren is dit gebrek aan vermogen, ironisch genoeg, enkel een nieuwe bron van depressie. Het ego biedt ons een leerplan van afscheiding aan, maar omdat we niet echt afgescheiden kunnen zijn, kan het leerplan van het ego niet echt geleerd worden. We proberen dus het onmogelijke te bereiken, en zoals de Cursus zegt: 'geconfronteerd worden met een onmogelijke leersituatie is het meest deprimerende ter wereld' (T8.VII.8.3). We zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden wezens die naarstig proberen de afscheiding te leren, wat lijkt op een man die wanhopig probeert zwanger te worden. Zolang we in dit doel volharden zullen we ons beroofd voelen, omdat we onze hoop op geluk vestigen op iets wat we nooit kunnen bereiken. We zullen gefrustreerd en depressief raken, omdat we onszelf gedoemd hebben niet te slagen.
We worden depressief omdat we in de war zijn, verdeeld tussen tegenstrijdige doelen.
Dit punt volgt uit het voorgaande. Juist omdat we niet in staat zijn werkelijk afgescheiden te zijn van God en onze broeders, is een deel van onze geest te allen tijde verbonden met God en met onze broeders. Dus telkens wanneer we ons met het ego identificeren, ontstaat er een conflict tussen dat deel van onze geest dat voor God kiest en het illusoire deel dat tegen Hem is. In het dagelijkse leven kunnen we dit conflict aan het werk zien in de altijd aanwezige spanning tussen ons verlangen naar intimiteit (verbondenheid met anderen) en ons verlangen naar autonomie (afgescheidenheid van anderen). Onze geesten zijn gespleten tussen twee onderling onverenigbare doelen, en in deze staat is geestelijke vrede onmogelijk:
Niemand kan tegenstrijdige doelen dienen en dat met goed gevolg doen. Noch kan hij functioneren zonder diepe smart en hevige depressie. (WdII.257.1:2-3)
We willen tegelijkertijd afscheiding én vereniging, maar we kunnen onmogelijk beide hebben. Één ervan hebben betekent het ander te moeten missen. Hoe kunnen we in zo'n onmogelijke situatie geluk vinden?
We worden depressief omdat we ons onbekwaam en krachteloos voelen, niet in staat onze problemen op te lossen en in deze wereld geluk te vinden.
Net zoals we niet in staat zijn om ons van God af te scheiden, missen we ook het vermogen om de ontelbare problemen op te lossen waarmee de wereld ons lijkt te confronteren. Dit is in onze ogen een zeer ernstig tekort, want als we ons eenmaal met het ego identificeren, plaatsen we onszelf in een positie waarin we blijkbaar ons geluk aan de wereld buiten ons moeten ontfutselen. We geloven dat het geluk ligt in het oplossen van de vele problemen waarmee de wereld ons confronteert, en in het verwerven van dingen die we nodig hebben voor ons afgescheiden bestaan. Maar hoe langer we dit spel proberen te spelen, hoe meer het ons begint te dagen dat we gedoemd zijn om te falen:
Niemand kan alle problemen oplossen die de wereld schijnbaar bevat. Ze lijken op zo veel niveaus te zijn en zulke wisselende vormen aan te nemen en met zo'n uiteenlopende inhoud voor te komen, dat ze jou voor een onmogelijke situatie plaatsen. Wanhoop en depressiviteit zijn onvermijdelijk wanneer je ze bekijkt. (WdI.79.5:1-3)
Wie van ons heeft deze wanhoop niet gevoeld in het verwarrende web van problemen waarmee we ons in deze waanzinnige wereld geconfronteerd zien? We hopen ze op te lossen zodat we een beetje vrede en geluk kunnen vinden, maar nogmaals, we willen het onmogelijke bereiken. Dit is dermate deprimerend dat we hard werken om ons van het tegendeel te overtuigen. We proberen het heft in eigen handen te nemen door verschillende middelen en bekwaamheden te verwerven waarvan we denken dat ze ons beter in staat zullen stellen om 'het spel van het leven te winnen.' We graaien naar het ene ding na het andere om ons heen - dingen die de Cursus 'afgoden' noemt - in de hoop dat dit nieuwe ding het wél voor elkaar krijgt, ook al hebben de laatste tienduizend dingen die we uitprobeerden gefaald. Maar telkens stellen onze afgoden ons weer teleur: zoals de Cursus zegt zullen wij 'tranen storten elke keer dat een afgod valt' (T29.VII.1:2). Alweer een afgod die ons niet het beloofde geluk heeft gegeven, en zodoende snellen we verder op zoek naar een andere.
Uiteindelijk beginnen we ons te realiseren dat niets in deze wereld ons het geluk kan geven dat we zoeken. Er is werkelijk geen enkele manier om dit spel te winnen. En terwijl deze bewustwording in wezen een waardevol keerpunt kan zijn op onze weg naar God (zie T31.IV.4-6), erkent de Cursus ook dat het zien van de hopeloosheid in de wereld ons in een zeer diepe put van depressie kan storten. Hij gaat zelfs zover om te zeggen dat 'mensen stierven toen ze dit zagen' (T31.IV.3:4) - volgens mij een zinspeling op zelfdoding. Overtuigd van de uitzichtloosheid om in de wereld geluk te vinden, hebben sommigen gekozen voor de ultieme ontbering, de dood, hetgeen een wrede ironie is aangezien de Cursus ons vertelt dat de dood zelf 'het ene idee is dat ten grondslag ligt aan alle gevoelens die niet het opperste geluk zijn' (WdI.167.2:4).
We worden depressief omdat we denken dat we geen betekenisvolle functie te vervullen hebben.
Een van de grootste oorzaken van depressiviteit is een gemis aan betekenis in ons leven. Ik geloof dat we allemaal een diep verlangen hebben om iets te betekenen, om dienstbaar te zijn en ons leven te wijden aan een doel dat groter is en meer betekenis heeft dan louter het vervullen van onze persoonlijke behoeften. Kortom, we verlangen naar een betekenisvolle functie. Zonder een dergelijke functie hebben we niets anders dan het deprimerende spel van de jacht op afgoden dat we reeds in het voorgaande punt bespraken.
De Cursus zegt duidelijk dat we niet gelukkig kunnen zijn tenzij we een betekenisvolle functie vervullen. In de Hemel is scheppen onze functie, en wanneer we ervoor kiezen ons met het ego te identificeren, wijzen we deze functie af hetgeen tot depressiviteit leidt: 'je bent verdrietig omdat jij je functie als medeschepper met God niet vervult' (T7.VI.13:1). Nu we (ogenschijnlijk) op aarde zijn, lijkt het alsof we geen andere functie meer hebben dan het zoeken naar de ware, wat ons nóg verdrietiger maakt en nog meer het gevoel geeft van nutteloosheid en alleenheid: 'De eenzamen zijn zij die geen functie in de wereld zien die ze kunnen vervullen; geen plaats waar ze nodig zijn, en geen doel dat alleen zij volmaakt kunnen vervullen (T25.VI.3:6). Uiteindelijk is alleen aan jezelf denken ronduit onbevredigend, we hebben iets meer nodig als we op aarde werkelijk geluk willen vinden.
Als alleen aan jezelf denken zo'n onbevredigend gevoel geeft, welke functie zou ons dan in deze wereld geluk kunnen brengen? De meeste Coursestudenten zullen volgens mij misschien wel het antwoord raden, maar ik wil dat voor mijn volgende punt bewaren. We zijn aan het einde gekomen van onze sombere tocht door de oorzaken van depressie en richten ons op de middelen van de Cursus, om het gevoel van ontbering te helen dat de kern van elk verdriet vormt.
Depressiviteit wordt geheeld als we ervoor kiezen het ego op te geven en te luisteren naar de Heilige Geest, Die ons eraan herinnert dat ons gevoel van beroofd zijn alleen maar komt door onze eigen beslissing onszelf te beroven. De Heilige Geest maakt ons bewust dat we reeds alles bezitten dat we voor ons geluk nodig hebben.
Als de keuze om ons met het ego te identificeren ons een gevoel van misdeeld zijn geeft en ons dus depressief maakt, dan is de voor de hand liggende remedie voor depressiviteit om op te houden ons met het ego te identificeren. Maar natuurlijk kunnen we dit niet zonder hulp en moeten we ons tot de Heilige Geest richten Die voor ons ware Zelf spreekt. En een van de meest cruciale lessen die de Heilige Geest ons onderwijst is de werkelijke reden van onze schijnbare ontbering. Zoals ik al eerder zei geloven we dat misdeeld zijn betekent dat ons iets afgenomen is, door iemand of iets dat wij niet onder controle hebben. Maar de Heilige Geest onderwijst dat dit niets anders is dan een illusie. De waarheid is dat, hoezeer het ons ook anders toeschijnt, wij het waren die het al die tijd al voor het zeggen hadden:
'Alleen jij kunt jezelf van iets beroven. Verzet je niet tegen dit inzicht, want daarmee begint werkelijk het dagen van het licht. Bedenk ook dat de ontkenning van dit simpele feit vele vormen aanneemt, en deze moet je leren herkennen en zonder uitzondering vastberaden weerstaan'. (T11.IV.4:1-3)
Dit is een extreem onderwijs dat ons gevoel van ontbering volledig onderuit haalt. Het is duidelijk geen besef dat we van de ene op de andere dag verworven hebben, maar het is net zo duidelijk dat de Cursus werkelijk wil dat we het met toewijding oefenen. De auteur van de Cursus wil onmiskenbaar dat we leren dat wij zelf onze schijnbare ontbering veroorzaakt hebben, en zo hebben wij zelf 'de god van depressie gemaakt' (T10.V.4:2). Hoe moeilijk het in eerste instantie ook is om dit voor waar aan te nemen, uiteindelijk is het geweldig nieuws. Want als wij onze ontberingen en depressies zelf veroorzaken, betekent dit dat we ook de kracht hebben ze ongedaan te maken, of beter gezegd, de Heilige Geest toe te staan ze voor ons ongedaan te maken.
Dit is precies wat de Heilige Geest doet, telkens wanneer we Hem om hulp vragen. En net zoals onze depressies vele specifieke vormen aannemen, zo heeft de Heilige Geest voor al deze vormen een specifieke remedie. Welke vorm onze depressiviteit ook aanneemt, Hij heelt die door ons dat te geven wat we lijken te missen, en zodoende bewijst Hij dat we het niet echt tekortkomen. Laten we eens kijken hoe Hij dit doet met iedere specifieke oorzaak van depressiviteit die we hierboven besproken hebben:
Hij heelt onze eenzaamheid, ons gevoel van afscheiding van onze Hemelse familie door ons eraan te herinneren dat we niet werkelijk in ballingschap verkeren: 'Je reist slechts in dromen, terwijl je veilig thuis bent' (T13.VII.17:7). Door het heilig ogenblik biedt Hij ons de gelegenheid om onze schijnbare ballingschap even achter ons te laten: 'wees een ogenblik stil en ga naar huis.' (Wdl.182). Door ons vergeving te onderwijzen maakt hij ons duidelijk dat we voor altijd één zijn met onze Vader en met al onze broeders: 'Vergeving laat me weten dat geesten met elkaar verbonden zijn' (WdII.336).
Hij heelt ons gevoel dat we onze onschuld verloren hebben door ons de gave van vergeving aan te bieden. Dit bewijst dat geen enkele zonde ooit gebeurd is (al onze schijnbare 'zonden' zijn slechts vergissingen) en het demonstreert dat 'jij jouw onschuld niet verloren hebt' (Wdl.182.12:1-2).
Hij heelt onze teleurstelling bij onze pogingen een onmogelijk doel te bereiken door ons een haalbaar doel te geven. Hij doet dit door het ego-leerplan van de afscheiding te vervangen door Zijn 'leerplan van vreugde' (T8.VII.8:5): een onderwijsprogramma van vergeving en wonderen, met het doel om te leren wie we in werkelijkheid zijn. Het is niet alleen zo dat we het doel van Zijn leerplan bereiken kunnen - het bereiken ervan is een absolute zekerheid.
Hij heelt de verwarring die uit onze tegenstrijdige doelen voortkomt door ons eraan te herinneren dat 'vreugde een verenigd doel is' (T8.VII.15:1). Hij verbindt onze geesten door voorbij de doelen van het ego te kijken en ze door Zijn doel te vervangen: vergeving, heling, verlossing en de vrede van God.
Hij heelt ons gevoel van machteloosheid in het omgaan met de problemen van de wereld door ons datgene te geven wat alle problemen oplost: het wonder dat ons verlost van ons 'onjuiste gevoel van isolement, ontbering en gebrek' (T1.I.42:1). Hij geeft ons Zijn perfecte leiding die ons exact vertelt wat we moeten denken, zeggen en doen in iedere situatie waarmee we ons geconfronteerd zien. 'Onder Zijn leiding zul je lichtvoetig over lichte paden reizen' (T13.VII.13:4), vrij van de last om de problemen, die schijnbaar op ons drukken, zelf te moeten oplossen. Het feit dat Hij de problemen van de wereld zo gemakkelijk oplost, onderwijst ons ten slotte dat deze problemen illusies zonder betekenis zijn en geen enkel effect hebben op de vreugdevolle waarheid van wie we werkelijk zijn. Daarom hebben ze geen macht ons van ons geluk te beroven.
Tot slot heelt Hij ons geloof dat we geen waardevolle functie te vervullen hebben door ons de meest betekenisvolle en vervullende functie te geven die we op de aarde maar kunnen hebben. Deze functie is - je raadt het al - vergeving, onze 'functie als het licht van de wereld' (WdI.62). Hij traint ons om wonderdoeners te worden, verspreiders van vergeving en verlossing voor onze broeders in nood. Hij geeft ons onze speciale functie, de specifieke vorm waarmee we vergeving in de wereld uitbreiden, een vorm die aangepast is aan onze speciale vermogens en onze speciale behoeften (zie T25.VII.7:1-3 en WdI.154.2). Deze functie vervullen zal ons niet alleen maar gelukkig maken, maar in werkelijkheid is gelukkig zijn onze functie (zie WdI.64.4:2). Dit is het middel waardoor onze Hemelse functie van scheppen uiteindelijk hersteld zal worden.
De Heilige Geest heelt dus onze depressie door ons gevoel van ontbering te helen dat aan de depressiviteit ten grondslag ligt. Hij herstelt al datgene voor ons waar we onszelf van beroofd hebben. In het licht van Zijn onderwijs wordt de gedachte 'Ik wil dit, maar ik kan het niet krijgen' - de diepgewortelde gedachte achter alle vormen van depressie - getransformeerd naar 'Wat ik werkelijk wil, kan ik krijgen' tot uiteindelijk 'Wat ik werkelijk wil, heb ik al.' Want uiteindelijk herstelt de Heilige Geest in ons bewustzijn de vreugdevolle waarheid dat 'God ons alles gegeven heeft' (T4.III.9:2). Hoe kunnen we van iets beroofd zijn als we alles hebben? En wanneer we ons realiseren dat we van niets beroofd kunnen zijn, hoe kunnen we dan depressief worden? 'Wat kan meer vreugde geven dan te zien dat wij in niets misdeeld zijn?' (T15.XI.8:3).
Conclusie
Depressiviteit is een universeel verschijnsel in deze wereld, hoe weinig dit ook onderkend wordt. Zoals we zagen, is het niet beperkt tot hen die door de wereld gediagnosticeerd worden als 'klinisch depressief'. Integendeel, depressie is de onvermijdelijke ervaring van wie dan ook die zich met het ego identificeert, hetgeen praktisch betekent: wij allemaal. Dit is het slechte nieuws. Maar het goede nieuws is dat er hoop is. We hebben de kracht in ons om ermee op te houden onszelf te beroven, en we hebben de Hulp die we nodig hebben om het voor elkaar te krijgen. De Heilige Geest staat klaar om de vreugde terug te geven die we in onszelf ontkend hebben, en Hij wacht slechts op onze uitnodiging. Laten we Hem daadwerkelijk uitnodigen en Hem toestaan onze depressiviteit weg te schijnen met het vreugdevolle licht van de waarheid. Dit zal misschien niet onmiddellijk gebeuren; ons verdriet gaat nogal diep, en het loslaten ervan zal voor de meesten van ons wellicht een langer proces zijn. Maar de Cursus belooft dat, ongeacht hoe lang het gaat duren, de dag beslist zal aanbreken dat het licht van de waarheid ons verdriet zal wegschijnen. Het doet er niet toe hoe donker de dingen soms lijken, 'Een gelukkige afloop voor alles staat vast'