Lies en Sanne-II: God en de grote Angst.
Als baby ben ik 'gedoopt'. De namen van mijn tantes zijn mijn 'doopnamen'. Het zijn bijbelse namen en betekenen: 'de God gewijde' en 'de lelie'. De invloed van God, geloof en kerk is groot geweest in mijn (jonge) leven.
We gingen in mijn jonge jaren naar een orthodox-christelijke kerk, waar een oudere dominee 'stond', zoals dat heette. Deze dominee was streng, hij was 'uitgetreden' uit een 'zwaardere' kerk, maar wij vonden hem alsnog zwaar. Hij droeg een zwart pak en grote hoge zwarte schoenen, die hij aan had zonder sokken! Zijn adem rook naar rauwe uien.
Deze (oude) dominee was evenzeer gevreesd als geliefd: de mensen kwamen van ver om naar zijn prediking te luisteren, maar er waren echter ook gezinnen die bij onze kerk weggingen omdat ze zijn leer te éng vonden of moeilijk met zijn autoritaire eigenschappen overweg konden. Want dominees wil was wet.
Mijn vader (die in de kerkeraad zat) had het er soms ook moeilijk mee, maar het koste hem moeite om tegen het gezag van de dominee in te gaan , al probeerde hij dat wel. De dominee vond dat ik op drie-jarige leeftijd best wel twee keer mee kon naar de kerk. Mijn moeder was het hier niet mee eens en liet me één keer gaan. De dominee 'trainde' zijn eigen kinderen door ze anderhalf uur in de keuken op een stoel te laten zitten, zodat ze ook in de kerk stil konden zitten.
Ik herinner me de lange kerkdiensten, waarin ik in mijn gedachten me ergens anders bevond. Als het avondmaal was, vond ik dat érg naar; de dienst duurde niet alleen langer, sommige mensen gingen dan ook huilend naar voren, nadat de dominee had gezegd: 'er is nog plaats'. Deze mensen, begreep ik, voelden zichzelf niet 'waardig' om aan het avondmaal te gaan.
Toen ik wat ouder werd moest ik naar de catechisatie. Daar moest je de 'vragen en antwoorden' van de Heidelberger Catechismus uit je hoofd leren. Deze vragen moest je geheel foutloos opzeggen, anders moest je van de dominee apart in de kerk zitten om ze alsnog te leren. Gelukkig ging het mij wel aardig goed af, maar ik had wel medelijden met kinderen die niet zo goed konden leren, zij kregen een uitbrander van de dominee en hij vertelde dat 'de domme' naar de hel zou gaan.
Wij moesten samen ook allerlei zinnetjes opdreunen en als het niet goed ging sloeg de dominee met de houten hamer op tafel. Je mocht ook niet lachen.
Ik had ontzag voor de dominee, maar ook voor God. Mijn oma had vroeger altijd verteld dat God 'buiten Christus' een verterend vuur is. Ik wilde wel geloven dat God ook liefdevol kon zijn, maar diep in mijn hart was ik bang voor hem.
Er werd verteld dat het leven hier op aarde maar eigenlijk niets was, we moesten uitzien naar het hemelse leven, wat zou beginnen als Jezus terugkwam. Ik probeerde mij een voorstelling te maken van dat hemels leven: een plek met straten van goud, waar je eeuwig kon zingen voor Gods troon: stilletjes bedacht ik dat me dat helemaal niets leek...
Ik kon ook ook niets met de 'uitverkiezingstheorie', ik kon het moeilijk verkroppen dat onze buren, of andere mensen die niet geloofden, niet naar de hemel zouden gaan. Ik bedacht dat het vast anders moest gaan: in de hemel gekomen zou aan iedereen vast nog een soort van 'tweede kans' worden gegeven...
Ik ontwikkelde allerlei angsten. Ik was bijvoorbeeld heel erg bang voor onweer, sommige mensen vertelden dat als het onweerde, de stem van God klonk. Dat stond in de Bijbel (psalm 29): 'de God der ere dondert', deze psalm werd soms gelezen( bij mijn oma) als het onweerde in de nacht.
Toch ervaarde ik God ook als iemand waar ik altijd met alles terecht kon, hoe angstig, alleen of rot ik me ook voelde, bij hem kon ik het kwijt. Ik voelde me vaak een buitenstaander. Op school kon ik vaak niet over dingen meepraten omdat we geen televisie hadden. Ik schaamde me vaak als ik moest vertellen naar welke kerk wij gingen. Als kinderfeestjes in de bioscoop werden gevierd, mocht ik niet mee. Want stel, als Jezus terug zou komen en je was in een bioscoop, kon je hem dan ontmoeten? Ik de christelijke kringen voelde ik me ook niet altijd thuis, ik dacht vaak anders dan anderen en ik kon het gedrag van jongeren vaak niet rijmen met hun levensovertuiging. Waarom werd er bijvoorbeeld een jongen gepest op de jeugvereniging? En hoe zou ik lol kunnen maken op feestjes, was het allemaal geen 'hol en leeg' gedoe?
Ik pakte de 'leer' serieus op, maar ik had ook wel een eigen versie, het ging mij om de essentie. Toch werd er vaak gewaarschuwd dat je met een 'ingebeelde hemel' verloren kon gaan.
Op een gegeven moment werd ons verteld dat zeer waarschijnlijk in het jaar 2000, de wereld zou 'vergaan'. Dit was door iemand berekend, het getal 2000 was een belangrijk getal in de Bijbel en God zou een God van 'orde' zijn. Ik berekende hoe oud ik zou zijn in 2000 en hoopte dat ik dan in ieder geval een gezin zou hebben en een deel van mijn leven had kunnen leven.....
Tot op de dag van vandaag voel ik de invloed die van de vroegere boodschappen is uitgegaan. In een latere periode ben ik mij gaan afzetten tegen de 'leer' van de kerk en God. Echter binnen mijn systeem van angsten bleven zij een belangrijke rol spelen.
Tegen het jaar 2000 waren mijn (kinderlijke)angsten nog altijd een feit. Hoewel er geen 'óndergang' kwam , luchtte dat me niet heel erg op. In het voorjaar van 2000 kreeg ik een flinke (wat ik noemde) 'burnout' (ook mede door de 'gebroken nachten' vanwege onze baby). Mijn weggestopte angsten timmerden hard aan de weg en meer dan anderen zagen of doorhadden beheersten ze mijn leven. Het begon met een paniekaanval in de trein en het was op een gegeven moment zo ver dat ik geen winkel meer in durfde. Ook andere, tot dan toe beheersbare 'neurotische dwangverschijnselen' gingen meer en meer een rol spelen.
Het werd me duidelijk wat mijn grote angst was: ik was verschrik-ke-lijk bang voor de dood, maar ook bang voor het leven...
Ik heb mij ondertussen andere denkbeelden eigen gemaakt, mijn angsten lijken weer meer beheersbaar...Toch is alles wat met religie en spiritualiteit te maken heeft soms ook nog een grote 'brij' voor mij. Ik zou zo graag 'tekenen' krijgen.
Wat me altijd wel duidelijk is geweest is dat het moet gaan om het 'hart', om de LIEFDE!! Religie 'moet' een levenshouding zijn en niet iets waarover je (alleen maar) preekt, praat of leert.
"Godsdiensten zijn als oevers aan de oneindige stroom die leven
heet. Wie aan de oever heen en weer blijft lopen zal verzanden.. Verzanden in het bekende. Hij zal zich vastklampen aan de boom van traditie. Hij zal geloven dat opgaan in die stroom een doodgaan is. En dat is het ook. Het is een sterven waaruit werkelijk leven geboren wordt. Het leven zoals het is. In al zijn verblindende schoonheid. Schoonheid die niet meer woont in het land der tegenstellingen.(...)
Je loopt te pletter tegen alle muren, alle grenzen, als het lied van het water in je begint te zingen. Je slaat te pletter tegen de oevers van je godsdienst als het lied van het water speelt in je hart.
En dat is de bedoeling. Je moet te pletter lopen in je godsdienst voordat je een religieus mens kan zijn. Je moet van binnenuit gaan beseffen dat de sprong in het water, het totale verdrinken, nimmer bespoedigd wordt door gebeden, rituelen, heilige handelingen, sacramenten. Ze hebben een betekenis, maar de sprong wordt alleen maar bespoedigd door je wakker worden. ALs je weten gaat dat er maar één doop is. Als je het water ziet: spring! spring! spring!. Dat is je doop.(....)
Door te vergaan in de oceaan van het Zijn zul je herboren worden.
Je wordt herboren in wat je bent: het leven zelf. Naamloos zul je zijn. Naamloos zullen je ouders zijn. Naamloos je kindschap. Naamloos zingt het lied dat leven heet. Spring mijn kind! spring!
(Marcel Messing- Het woud der inwijding)
Ik weet dat ik sterven moet, niet later maar nu.....
Liesanne