Een pareltje in de zee,
Het geluk om haar te vinden.
Ik heb gezocht en nooit gevonden.
Waar zijt ge toch?
Ik open iedere schelp,
Keer elke steen.
Ik zoek waar dit kan,
Geen water is me onbekend.
Er glinstert wat op de bodem,
Er is ergens land in zicht.
Toch zak ik steeds dieper in het water,
Maar ik heb hoop.
Hoop dat ik door het water geraak.
Hoop dat ik door het slijk heen kan kruipen.
Hoop dat wat ik zometeen bovenhaal,
In het volle zonlicht kan stralen.
Het is een kwestie van tijd,
Een kwestie van volhouden.
Gewoon doorgaan totdat je er bent.
Niet nadenken over wat je nou precies doet.
Je verklaart jezelf voor gek,
Een schat op de bodem van de diepste put?
Een pareltje zoals geen ander?
Wie gaat die nou ophalen?
Ik! zeg ik dan.
Waarom niet?
Iedere parel dient het zonlicht te zien.
Iedere parel hoort te kunnen stralen.
Stralen zoals het nog nooit op deze wereld heeft kunnen stralen.
Stralen zoals een gemeende glimlach doet.
Stralen zoals het water op een mooie dag,
Stralen zodat het anderen kan laten stralen.
Het pareltje is niet in de zee,
Het is gelukt om haar te vinden.
Ik heb gezocht en gewoon gevonden.
Daar zijt ge toch!
Zo dichtbij en zo echt.
Zo vanzelfsprekend en toch weer ongewoon.
Het pareltje dat ik heb gevonden,
Zit hier in mijn hart te stralen.