Nog niet zo lang geleden liep ik over mijn pad,
Ik wandelde door de donkere wouden van mijn leven.
Ineens zag ik een sprankeltje in de verte,
Een lichtje in de duisternis.
Ik zie je daar zitten,
Je zit aan de andere kant.
De andere kant van de wilde rivier,
Je zit daar aan de rand.
Al heel lang geleden heb ik je zien zitten.
In mijn dromen speelde je,
Was er geen rivier,
Speelden wij samen.
Je zit op je knieëen,
Je hebt je armen in de lucht.
Je bent op zoek naar het licht,
Je wilt licht in jouw donkere woud.
Het is druk om je heen,
Je leven is in volle gang.
Aan jouw kant van de rivier,
Heeft iedereen plezier.
Van een afstand vind ik het heel gek.
Je armen zijn omhoog en je knieëen in de grond.
Die wereld aan de andere kant,
Daar heeft niemand je ooit echt gezien.
Daar ziet niemand het wanneer je lacht,
Ziet niemand het wanneer je huilt.
Weet niemand het wanneer je pijn hebt,
Daar weet niemand het wanneer je ongelukkig bent.
Daar weet niemand het waneer je blij bent,
Wanneer je echt trots op jezelf bent.
Van een afstand zie ik alles.
Van een afstand is de waarheid bikkelhard.
Ik zie je daar zitten,
Je zit aan de andere kant.
Je kijkt heel soms opzij,
En vind je zuchtend mij.
Zo af en toe is er contact,
Kunnen wij elkaar dingen vertellen.
Samen lachen maar ook samen huilen,
We begrijpen elkaar.
Het spel wordt aan beide kanten van het water gespeeld.
Daar is het druk om ons heen.
Aan elke kant van de rivier,
Heeft iedereen plezier.
Ik doe meestal mijn best om niet te kijken,
Niet te zien dat jij niet gelukkig bent,
Niet te zien dat ik niet gelukkig ben,
Niet te zien dat we samen niet gelukkig zijn.
Op sommige momenten is het me allemaal teveel,
Wordt ik gek van die dansende mensen om me heen.
Die mensen die aandacht willen,
Ze staan op zenden maar niet op ontvangen.
Ik vraag me echt af waar ik het voor doe,
Waarom ik het niet kan laten.
Ik wil zwemmen naar de overkant,
Even geen plezier.
In mijn dromen speel je,
Spelen wij samen.
Dansen we over het water,
Vliegen we door de lucht.
Vannacht werd ik ineens wakker,
Was de droom opeens voorbij.
Jij speelt aan jouw kant,
Ik aan die van mij.
De waarheid is bikkelhard,
Er is geen brug,
Ik kan niet vliegen.
Ik ben daar niet.
Ik kan soms niets aan je merken,
Begrijp ik dan niet wat je wilt?
Wil jij wel spelen?
Wil jij wel vliegen?
Wat wil je nu toch precies?
Je zit op je knieëen.
Ga je misschien staan en loop je weg?
Blijf je misschien zitten waar je zit?
Ik kan je toch niet laten gaan!
Ik kan je toch niet laten zitten!
Ik kan helemaal niets.
De rivier spoelt alles weg.
Laten we een brug bouwen.
Eentje naar de andere kant.
Beginnend aan beide kanten.
Wedden dat niemand ons mist?