Loading...
nl

Eeuwig licht - het geheim van de sterrenwacht

Emuca
Emuca dec 6 '09
Haai iedereen. Ik ben weer aan het schrijven geslagen.. gewoon, omdat ik er zin in had... En dat wil ik met jullie delen... smile

Proloog

Het meisje stond daar. Met de wind in haar rug. Haar haar wapperde in de gure herfstwind die al dagen flink waaide. Verdorde bladeren met alle denkbare herfstkleuren vlogen in het rond. Alsof ze hun eigen choreografie in het geheel hadden. Gecomponeerd door de goden van de wind, bespeeld door de wolken.
Het gezicht van het meisje was niet te zien. Een schaduw bedekte haar ogen doordat zij met haar rug naar de enkele straatlantaarn die in de steeg te vinden was stond. Enkel op haar mond was een grijns te zien. Flauwtjes verlicht door de volle maan boven haar hoofd. Ze toonde geen angst. Voor niks. Hoe angstaanjagend de donkere wolken ook door de hemel danste en hoe dun haar benen ook leken te zijn, ze stond er als een blok. Haar handen had ze diep in haar zakken gestoken. Nonchalant.

Toen klonk er gerinkel van brekend glas. Boven, in een van de ramen van het gebouw, vlogen de glasscherven in het rond. Ze flitsten in het maanlicht, zodat het even leek op vallende sneeuw. Dodelijke sneeuw welteverstaan.
Een figuur met een donkere mantel om sprong door het glas alsof het niks was. Zijn bewegingen waren vloeiend, alsof hij een kat was. Dat was, ondanks zijn mantel, die achter hem aan wapperde, duidelijk te zien. Er klonk een doffe dreun terwijl hij naast het meisje op de oude stoeptegels landde. Hij leek er niks van te voelen en kwam met een zelfde grijns rechtop staan.

Vanuit het gebroken raam klonk er een schreeuw. Fel licht schoot naar buiten en leek het meisje en de katachtige man te verblinden. Even was alles in de steeg helder verlicht en zag je de ogen van de twee onbekende figuren opflitsen. Langzaam keerde de donkere schaduw van de schemer terug in de steeg. De twee figuren hadden zich niet bewogen en keken richting het gapende gat. Het zag eruit alsof het gebouw gewond was. Alsof dat wat er binnen gebeurde deze nare gevoelens opwekte.

De katmens draaide zich om. Als teken om verder te trekken. Het meisje knikte en haalde langzaam haar handen uit haar diepe zakken van haar donkere lange jas. Met haar wijsvingers tekende ze een figuur in de lucht. De symbolen leken even op te lichten, maar doofde alweer snel. Haar haren vlogen in het rond terwijl ook zij omdraaide en de katmens volgde. Haar hakken klakte op de ondergrond, die nog nat was van de regenbui eerder die dag. Waterdruppels begonnen weer te vallen, wat het dramatische effect nog meer versterkte. Alsof het een teken was. Maar aan de nu verlaten steeg was niks te zien. Geen enkele glassplinter op de vloer. Geen barst in de ruit die net toch echt gesprongen was. Geen gewond gebouw. Stilte.
Niemand wist en zou weten dat deze twee mensen hier ooit waren geweest.



Ik ben nooit zo geïnteresseerd geweest in paranormale zaken. Ik vond al die tv programma’s altijd maar bullshit en ik kon niet geloven dat er zo veel geld zou omgaan in boeken over chakra’s en engelen. Ik ging na mijn middelbare schooltijd medicijnen studeren, net zoals wat mijn overleden vader had gedaan. Ik was zeventien jaar oud toen hij plots overleed aan een hartstilstand. Natuurlijk waren we er kapot van, maar ik had hem trots gemaakt toen ik hem die zomer ervoor had verteld wat ik met mijn leven wilde doen. Dus ik had er geen een of ander medium voor nodig die mij zou vertellen dat papa trots op me zou zijn. Want ik was en ben nog steeds van mening dat er niks meer is na dit leven. Ik vind het tijdverspilling om er alleen al aan te denken.

Ik was een A-student op de universiteit. Maar ook wel een beetje een nerd. Ik had niet echt vrienden, laat staan een vriendinnetje. Ik had me enkel aangesloten bij de studievereniging om korting te krijgen op mijn schoolboeken, want mijn moeder kon zich die grote bedragen amper veroorloven. Toch bleef ik toegewijd aan dat wat mijn vaders levenswerk was, en dat van mij zou worden. Ik kreeg, toen ik eenmaal cum laude geslaagd was, meteen een baan aangeboden in een vooraanstaande kliniek, waar ik een heel bijzondere man ontmoette, die uiteindelijk mijn leven zou veranderen. Voor altijd. En of ik daar nou zo blij mee moest zijn, dat weet ik niet. Alles wat ik geloofde werd in een keer van mijn operatietafel geveegd. En alles begon tijdens een operatie die slecht zou aflopen.
Delen:
Richie Richard
Richie Richard dec 6 '09
Klinkt sterk emmy! Ik wil eigenlijk gauw meer lezen, dit is een verhaal dat mij aanspreekt om het te lezen!
Emuca
Emuca dec 7 '09
Bedankt Denzil. smile
Islandlady
Islandlady dec 7 '09
Spannend Em! Meer zou ik zeggen!
Ben momenteel het eerste boek van Stieg Larsson, Mensen die vrouwen haten, aan het lezen en vertel trant als je dat zo kunt noemen lijkt erg op dat wat jij schrijft.
Met andere woorden. Doorgaan meis!
Emuca
Emuca dec 7 '09
Heel erg bedankt. smileZodra ik meer af heb, zal ik meer plaatsen. laugh
Emuca
Emuca dec 7 '09
Deel 1 van hoofdstuk 1:

Hoofdstuk 1 - Het bloed dat zwart was.

Ik geef mijn mentor de scalpel aan, terwijl ik hem diep in zijn waterige blauwe ogen keek. Doctor Alnair was een man die zo’n beetje bij het meubilair van het ziekenhuis hoorde. Hij nam enkel zeer vakkundig geselecteerde mensen aan, die hij bij zijn collectie voegde. Die mensen hadden altijd hun gehele carrière succes, tot ze plots verdwenen. Maar dat leek niemand iets te deren, want Doctor Alnair was een genie en je moest het zien als een eer als je voor hem mocht werken.

De kleine en kalende man die ik dus als mijn grote voorbeeld, naast mijn vader natuurlijk, beschouw, knikt en pakt de scalpel aan. Zonder te aarzelen zet hij hem in de huid van onze patiënt. Er is me verteld dat we een hartoperatie uitvoeren, maar opvallend was dat de patiënt helemaal ingepakt was toen ik de operatiekamer in kwam. Maar het zal wel, sommige mensen hebben een grote privacy belang en daar hebben wij dokters respect voor, vooral in deze kliniek, waar mensen bakken met geld neertellen om door ons behandeld te worden. Ik draai me om om een afzuiger te pakken, zodat ik de dokter assisteren kan. Ook pak ik een tang. Ik weet dan nog niet dat ik ze niet erg lang vast zal hebben.

Het gekletter van de instrumenten op de gladde vloer hoor ik amper. Ik staar geschrokken naar onze patiënt. Op de plaats van Alnair zojuist de scalpel het vlees ingewerkt had, verschijnt geen rode vloeistof, maar een gitzwart stroperig goedje. Nog nooit heb ik van zo iets gehoord. In geen enkel boek staat iets over zwart bloed dat uit wonder sijpelt en toch zo stroperig lijkt. Nog compleet in trance besef ik niet dat de dokter gewoon doorsnijd, alsof hij het allemaal doodnormaal vind. Ik staar nog eens naar het goedje, want nu een deel van de operatietafel heeft vervuild. Het maakt me misselijk, alsof er een soort zieke geur overheen hangt die overal doorheen weet te dringen. Ik steek een vinger uit om het goedje eens aan te raken.
‘Blijf af!’ buldert de zware stem van mijn mentor door de operatiekamer. ‘Raak dat niet aan.’
‘Maar u...’
‘Doe je werk, daar krijg je voor betaald!’ snauwt hij mij. Ik besef dat ik minpunten heb behaald met deze actie. Maar het was net alsof het me riep. Alsof het wilde dat ik het aanraakte. Ach, ik verbeeld het me vast. Zoiets bestaat niet. Je kan niet geroepen worden door bloed, tenzij je te diep in het glaasje gekeken hebt.
Ik bloos en buk om de gevallen instrumenten op te rapen en ze in de bak met vuile instrumenten te leggen. Ik ben halverwege als ik Alnair hoor zuchten en iets neer hoor leggen. Ik besef opeens dat ik geen gepiep meer hoor van de hartmonitor. Snel kom ik overeind.
‘Meneer ik...’ stotter ik als ik door heb dat de patiënt is overleden.
‘Zeg maar niks. Dit is een fiasco. Alsjeblieft Andrew, ik wil dat je in mijn agenda het telefoonnummer van Felix Saturn opzoekt en hem belt. Zo snel mogelijk! Zeg dat hij moet komen.’ Mijn mentor klinkt gehaast. Hij legt een doek over de wond van de patiënt en koppelt de monitoren en andere apparatuur af. Ik knik en draai me snel om, en haast de ruimte uit.

‘Wat een vreemde namen...’ mompel ik in mezelf als ik Dokter Alnair’s adresboekje doorblader opzoek naar een zekere Felix Saturn. Ik zie allerlei namen van hemellichamen langs flitsen. Hier en daar met wat kleine krabbeltjes erbij. God mag weten wat die betekenen. Er staan ook echt zo veel adressen in, besef ik. Allemaal vreemde namen met vreemde tekentjes erbij. Toch vind ik al snel de naam Saturn F. met het bijbehorende telefoonnummer. Ik pak de draadloze telefoon van Alnair’s bureau en tik het nummer in.

‘Hallo, met Felix?’
‘Eh... Hallo... U spreekt met Andrew Mone’
‘Ah... Ik ken u niet.. maar wat kan ik voor u doen?’ de stem van de vreemdeling die blijkbaar Felix heet klinkt voorzichtig, maar aangenaam. Alsof het een gezellige gozer is om mee te babbelen.
‘Ik bel namens dokter Alnair’ zeg ik op zakelijke toon.
‘AH! Natuurlijk!’ er klonk getik op een toetsenbord. ‘Nou Andrew, zeg maar tegen Alnair dat hij een litertje of twee kan komen afleveren op het gebruikelijke adres.’ Voordat ik ook maar boe of bah kan zeggen, wordt de verbinding verbroken. Verbijsterd staar ik naar de telefoon. Wat had dit te betekenen. Alnair zou hem een litertje of twee brengen? Van wat? En waarom? Snel pak ik Alnair’s agenda om te noteren wat ik zojuist ter gehoor heb gekregen. Ik zoek de juiste datum en krabbel het op. Dan haast ik me het kantoortje uit, want ik loop achter op mijn andere ziekenhuistaken.



Een paar uur later zit ik in mijn auto. Mijn navigatiesysteem heeft me naar een oud pakhuis geloodst. En daar ben ik nu. Ik zit nog droog binnen en denk na. Naast mij, op de passagiersstoel, staan twee kleine jerrycans met het zwarte stroperige goedje dat ik eerder die dag uit het lichaam van onze patiënt heb zien sijpelen.

Een uur terug had dokter Alnair plots voor mijn neus gestaan met de twee gevulde tanks. Hij gaf me zwijgend een papiertje en droeg me op het af te leveren bij Felix Saturn. Op het papiertje had het adres gestaan van het pakhuis waar ik me nu bevind. Het is afgelegen en vervallen. Er staan bomen aan weerzijde van de oprit. Grote oude bomen die zachtjes heen en weer wiegen in de wind. Ik zie dat het merendeel van de ramen kapot is en vraag me meteen af waarom Alnair zaken doet met iemand die op dit soort plekken wil afspreken.

Ik zucht en duw het portier open. De koele herfstlucht brengt zijn kenmerkende geur met zich mee, die meteen tot mij komt. Ik gris de jerrycans van de stoel en recht mijn rug. Er is niks om bang voor te zijn, dit is slechts een aflevering. Ik stap, mijn zenuwen volledig de baas, de oprit op. De bomen kraken als ik langsloop. Alsof ze in hun eigen taaltje over mij aan het praten zijn. Niet dat dat kan natuurlijk, maar het zou wel grappig zijn als dat echt zo was.
Een eikeltje landt precies vlak voor mijn neus op de grond. Als ik ook maar iets harder had gelopen, was het op mijn hoofd geland en had ik nu knallende koppijn gehad. Ik loop door, niet meer denkend aan de gevallen eikel en druk zodra ik bij de deur ben, op de krakkemikkige bel.
Maryssa
Maryssa dec 7 '09
Wow SPANNEND! Goed verhaal! Erg benieuwd hoe het verder gaat.
Emuca
Emuca dec 7 '09
Dankjewel smile
Emuca
Emuca dec 7 '09
Vervolg hoofdstuk 1:

Enkele minuten passeren en er lijkt niks te gebeuren. Ik heb al driemaal aangebeld en sta eigenlijk op het punt om te vertrekken als er plots iets lijkt te bewegen. Ik hoor het geluid van een slot dat geopend wordt. Krakend gaat de oude deur open.

Ik probeer de persoon voor me te onderscheiden van de duisternis vanuit de gang, die om zich heen lijkt te grijpen als een hongerig monster. Het silhouet van de persoon die voor me staat is kleiner dan ik ben en heeft een vol lichaam. Ik kan zijn gezicht niet zien, maar zie wel dat de man een grote grijns op zijn gezicht heeft. Een grijns van oor tot oor. Opeens schieten twee handen hebberig naar voren. Geschrokken stap ik achteruit. De handen trekken zich echter niet terug. Ze graaien in de richting van de jerrycans, die ik meteen naar voren houdt. Wat is dit voor een vreemd figuur? Dat vraag ik mezelf af als ik de handen de jerrycans zie grijpen. Met een ferme, maar korte ruk, trekt hij ze uit mijn handen. En dan wordt de deur voor me dichtgeslagen. Ik laat mezelf naar achter vallen en knipper verdwaasd met mijn ogen. Dat was wel de vreemdste ontmoeting die ik ooit met iemand heb meegemaakt! Nog helemaal van de kaart krabbel ik overeind en sla ik het vuil van mijn broek. Ik draai me om om terug te lopen naar mijn auto, en zie in mijn ooghoeken de vreemde man achter een raam staan. De blik in zijn ogen maakt me bang, maar de grijns zijn mond gevormd heeft is al helemaal afschrikwekkend. Ik ben meteen wakker en haast me snel naar mijn auto. Ik wil naar huis, nu meteen. Ik heb een warme douche nodig en moet maar eens vroeg naar bed.

Ik start de auto en scheur weg. Een korte blik naar het pakhuis doet al een rilling over mijn ruggengraat laten lopen. Ik ben blij dat ik van dat spul af ben, maar ik ben niet blij dat ik nu weet dat Dokter Alnair de lichaamssappen van patiënten aan gekken verhandeld. Ik moet de moed vinden om het tegen hem te zeggen. Want dit kan niet doorgaan. Ik wil niet betrokken raken in zoiets, maar hij heeft me er gewoon toe gedwongen! Ik knijp in het stuur tot mijn knokkels wit zijn en mijn vingers pijn beginnen te doen. Volledig in de automatische piloot race ik naar mijn appartementje in de binnenstad. Dat ik bijna een ongeluk veroorzaak, lijk ik niet eens te beseffen.
Emuca
Emuca dec 7 '09
Jullie mazzelpikken... Hier een deel van hoofdstuk 2... smileIk hoor graag wat jullie ervan vinden! laugh

Hoofdstuk 2 – Lonely dreams

Ik lig in bed. Badend in het zweet. Ik droom over een vrouw die met een enkel geweerschot neergeslagen wordt. Ze gilt en grijpt naar de schotwond in haar schouder. Alsof er brandend gif door haar aderen wordt gepompt. Dan, veel mensen die zich om de vrouw dringen. Een shirt wordt kapot getrokken en handen over een vreselijke wond geplaatst. De vrouw verliest haar bewustzijn en zit onder het bloed. Ik zie hoe haar ademhaling onregelmatig en schokkend is. Raspende geluiden ontsnappen van haar lippen. Mensen zeggen dingen, maar ik hoor niks. Hun monden bewegen als een nog niet ingesproken cartoon. Ik wil ontwaken. Ik wil deze beelden niet meer zien. Ze lijken te echt. Ik wil ze vergeten. Vergeten voor altijd en eeuwig.

Met een schok kom ik overeind. De wekker op mijn nachtkastje piept en geeft de tijd 6.30 uur aan. Voor mij de tijd om op te staan. Het voelt alleen alsof ik hardgelopen heb in plaats van geslapen. Langzaam breng ik de rug van mijn hand naar mijn voorhoofd. Kletsnat. Ik veeg het zoute zweet van mijn gezicht en zucht. De beelden staan nog steeds op mijn netvlies gebrand, hoe vaak ik ook met mijn ogen knipper.
Sinds de dood van mijn vader heb ik niet meer van dit soort dromen gehad. Ik vraag me af of de gebeurtenis van gister deze droom heeft opgewekt, toen ik die jerrycan vol met dat zwarte stroperige goedje uit het lijk van onze patiënt bij een zekere Felix Saturn had afgeleverd. Ik probeer alle vreemde gebeurtenissen van de vorige dag van me af te schudden. Het lijkt allemaal zo onwerkelijk. Alsof ik in een heel andere wereld ben gestapt. Een wereld waar al die vreemde dingen normaal lijken te zijn. Maar wat is de rol van Dokter Alnair in dit verhaal? Hij kent die Felix blijkbaar. De freak die zich voorstelde als Alchemist. Ik kan me niet voorstellen dat het genie van het ziekenhuis met dat soort volk omgaat.

Ik gooi mijn benen over de rand van mijn bed en kom overeind. Geeuwend zet ik mijn bril op en krabbel ik aan mijn billen, die verdomd veel jeuken. Ik loop richting mijn kleine badkamer en besluit meteen een douche te nemen om het kleffe zweterige gevoel die de nachtmerrie mij opleverde weg te spoelen. Het warme water doet immers veel wonderen.

Langzaam maar zeker kom ik weer een beetje bij zinnen en lijken de beelden van die afgunstige grijns te vervagen. Ik draai de kraan dicht en stap onder de douche vandaan. Op de tast vind ik mijn klaargelegde handdoek, die ik meteen over mijn hoofd sla om mijn haar te drogen. Wrijvend over mijn korte haar loop ik voetje voor voetje naar de wastafel. Wederom op de tast reik ik naar mijn tandenborstel, maar ik voel hem niet liggen. Dat is vreemd, ik leg hem altijd op hetzelfde plekje neer. Lichtgeraakt als ik vandaag ben, trek ik de handdoek met een ruk van mijn hoofd af en grijp ik mijn tandenborstel. Althans, daar doe ik een poging toe, want ik blijf even hangen als het lijkt dat er een gezicht te zien is in mijn spiegel. Met een ruk kijk ik op, maar er is natuurlijk niks meer te zien. Die stomme dromen ook. Dankzij mijn eigen angsten zie ik dat vrouwtje uit mijn droom op dezelfde eigenaardige manier naar me grijnzen als de man van het pakhuis dat naar me deed. En dat is natuurlijk de grootste onzin die er is. Mijn brein speelt een spelletje met me. Toch?

Ik leg langzaam mijn tandenborstel neer en steun met mijn handpalmen op de wasbak. Ik weet het eventjes allemaal niet meer. Wat is er toch allemaal gaande. Wat is er dat ik niet weet? En waarom doet het me zoveel meer? Vragen vragen vragen. Alleen maar vragen. Ik bal mijn vuist en knijp mijn ogen dicht. Kom op Andrew. Het is tijd om te werken. Geen rare gedachten meer over vreemd grijzende mensen die vreemd bloed willen hebben.

Ik dwing mezelf overeind te komen. Als verdoofd doe ik mijn taken voordat ik naar mijn werk kan gaan. Hierdoor heb ik 2 verschillende sokken aan en mijn boxer verkeerd om, maar dat lijkt niet door te dringen. Ook in de kleedruimte in het ziekenhuis ben ik nog niet helemaal op aarde. Ik trek bijna mijn jas verkeerd om aan, tot ik wakker wordt gepiept door mijn pieper. Het is Alnair, of ik naar het mortuarium wil komen. Ik slik. Allerlei doemscenario’s spoken door mijn hoofd. Gaat het niet ook zo in horrorfilms?



Felix Saturn zette de twee jerrycans vol bloed tevreden op zijn bureautje neer. Eindelijk was er een nieuwe lading binnen. Nouja, eindelijk. Er had iemand voor moeten sterven. Maar dit spul was van levensbelang voor een heel dierbaar persoon van hem. Tevreden klopte hij op de plastic tanks en viste hij zijn mobieltje uit zijn broekzak.

‘Ik heb het! A. zal niet meewerken, te oud. Nieuwe heler nodig! A. heeft iemand gevonden. Heb m gezien. Snel inwijden voor bloed overstuur raakt!’ Snel koos hij voor de naam ‘Marco mob.’ uit zijn telefoonlijst en drukte op verzenden. Hij legde zijn ultra dunne telefoon op het bureau voor hem en knipte in zijn vingers. Licht verscheen in de ruimte, die plots niet meer zo bouwvallig was als men in eerste instantie dacht. De hele ruimte stond vol met gezellige meubels die er tiptop, zij het veel gebruikt, uitzagen. Gezellig, maar ook zakelijk. Hier en daar stonden vreemd gekleurde drankjes te pruttelen in scheikundig glaswerk. Een enorme boekenkast aan de linkerkant was propvol met allerlei oude boeken. Overal lagen beschreven vellen papier.

Het mobieltje trilde en gaf een tel later een toon. Felix grijnsde even en reikte naar de dure gadget die hij vorige week had gekregen van de baas. Als extra motivatie.

‘Prima. Alex komt eraan.’

Felix klapte zijn mobieltje weer dicht en zuchtte. Niet dat er wat mis was met Alex, het was een prima gozer, maar toch had hij liever Marco gesproken over de huidige situatie. Maar ja. So be it.
Het zou nog wel even duren voordat Alex zou komen, dus nam Felix het ervan en schonk hij zichzelf een goed gevuld glas bloedrode wijn in. In gedachte proostte hij op zichzelf en op het zwarte bloed voor hem.



Een beetje zenuwachtig daal ik de trap af naar het mortuarium, wat zich in de kelder van het ziekenhuis bevind. Om het allemaal nog ietsje luguberder te maken blijken de tl-buizen niet meer zo goed te werken, waardoor ze onregelmatig knipperen.
Maryssa
Maryssa dec 8 '09
Tja als ik je zeg dat ik speciaal nog even kom loeren op Merudi om het vervolg te lezen..dan is het wel een verhaal dat me pakt hoor! smile
Emuca
Emuca dec 8 '09
laugh
Emuca
Emuca dec 8 '09
Een beetje zenuwachtig daal ik de trap af naar het mortuarium, wat zich in de kelder van het ziekenhuis bevind. Om het allemaal nog ietsje luguberder te maken blijken de tl-buizen niet meer zo goed te werken, waardoor ze onregelmatig knipperen. Ik negeer de rilling die over mijn rug loopt en kijk met half dichtgeknepen ogen naar bordjes boven de deuren, die aangeven om welke ruimte het gaat. Ik weet dat ik nu links af moet slaan en dat voorbij de dubbele klapdeuren het mortuarium aan mijn rechthand zal zijn. De lampen na de klapdeuren werken gelukkig prima, zodat ik, geheel tegenstrijdig met wat andere zeggen, me richting het licht voortbeweeg.

Als mijn hand boven de deurklink rust, probeer ik in te schatten wat ik achter de deur vinden zal. Ik denk dat Dokter Alnair er zal zijn, en ik hoop stiekem dat hij me een les over anatomie zal geven, in plaats van mijn eerder bedachte horrorverhaal. De deur zwaait gemakkelijk open en meteen zie ik Alnair staan. Hij staat met zijn rug naar me toe en lijkt niet door te hebben dat ik binnen ban gekomen. Voorzichtig, om hem niet te laten schrikken, stap ik vooruit. Ik kuch even om mijn aanwezigheid kenbaar te maken.
‘Fijn dat je zo snel kon komen, Andrew’ klinkt de aangename stem van Alnair, die zonder zich om te draaien en me een blik waardig te geven, verder gaat met waar hij mee bezig is. Wat dat dan ook moge zijn.
‘Wat is het plan, dokter?’
‘Ik wil je iets laten zien, mijn jongen. Kom naar voren, dan kan ik het je tonen.’ Bizar vind ik het, maar ik doe wat hij van mij verlangt. Ik ga naast hem staan en kijk naar Alnair’s handen. Ze rusten op het bleke lichaam van de patiënt van gister! Nu ik het gehele lichaam zie, merk ik dat er iets vreemds aan is. Normaal gesproken wordt een lijk na enige tijd wat blauwig, maar dit lichaam heeft een soort groene gloed.
Alsof hij mijn gedachten kan lezen zegt Alnair dat het me dus opgevallen is, die kleur. Hij tilt zijn rechthand op en brengt hem naar het gezicht van het lichaam. Voorzichtig trekt hij met duim en wijsvinger de ogen open. Een geel oranje iris met een slangachtige pupil kijken me leegjes aan. Wat is dit voor een mens? Ik kan er met mijn gedachten niet bij. Alnair merkt het op, maar verteld verder.
‘Zoals je hebt gezien had onze patiënt van gisteren geen rood bloed, maar zwart bloed in een stroopachtige vorm. Heb je enig idee wat dat betekend, Andrew?’
‘Eh... Nee dokter, ik ben het nog nooit eerder tegengekomen.’
‘Deze man was vergiftigd.’
‘Maar dokter, wat voor een soort gif zorgt er nou voor dat bloed zwart wordt?!’
‘Een eigenaardig gif dat normale mensen niet kunnen bevatten.’ Dokter Alnair zucht en trekt het witte laken dat normaliter over een lijk ligt weer over het vreemde mens heen.
‘Normale mensen? Dokter, wat is dit!? En waarom moest ik het bloed van onze patiënt dumpen bij een of andere halve gare in een pakhuis?!’ plots voel ik een grote drang om het uit te schreeuwen, alsof mijn geest beseft dat er ook iets met mij aan de hand is.
‘Dit was geen normaal mens, Andrew’ begint Alnair op een toon alsof hij het niks bijzonders vind. ‘En de man wie het bloed ontvangen heeft, ik denk dat je hem dus ontmoet hebt, is ook geen normaal mens.’
‘Ja, die Felix, of hoe hij ook mag heten, is nou niet wat je zegt normaal hoor! Maar wat doen niet-mensen HIER? Dat soort mensen bestaan echt niet!’
‘Andrew, Andrew, Andrew’ er klinkt een teleurstelling in de stem van mijn mentor. ‘Je kan niet ontkennen wat je net hebt gezien.’
‘Het kan plastische chirurgie zijn! Ik heb gehoord dat het in sommige landen erg extreem kan voorkomen! Zoals lizzardman enzo!’
‘Was het maar zo, mijn jongen. Maar deze man hier, deze man is vergiftigd door hen die de sterren niet meer accepteren. Een van de wezens die niet langer op het goede pad staan.’
‘Ja hoor, en ik ben de kerstman. Waarom verteld u me dit?’ Ik besef dat mijn respect voor dokter Alnair, het grote genie, aan het verdwijnen is. Boos en mijn woorden ondersteunend sla ik met mijn vlakke hand op het lichaam van onze patiënt. Meteen heb ik spijt. Want als ik opkijk zie ik de ogen van Alnair boos flitsen in het felle licht van de tl-buizen.

‘Hoe durf je de doden te minachten!?’ buldert de stem van dokter Alnair door de kille ruimte van het mortuarium. Zijn kleine verschijning lijkt opeens boven me uit te torenen. Ik maak me klein en voel angst opborrelen.
‘Hoe DURF je het allemaal te ontkennen... terwijl je het met je eigen ogen kan zien. Ik heb me zwaar in jou vergist, Andrew Mone!’ zijn ogen staan dreigend. Ik stap meteen achteruit voor het geval dat hij me aan zal vallen. Alnair komt op me af en ik wil me omdraaien zodat ik het op een rennen kan zeggen. Die vent is gewoon doorgedraaid. Geschift! Totaal de weg kwijt! Maar de oude gek is snel. Hij grijpt mijn rechthand en trekt die naar zich toe. Hij rukt mijn mouw omhoog en wijst met zijn wijsvinger naar een moedervlek die ik sinds mijn geboorte heb, die zich in de buurt van mijn elleboog bevind. Het lijkt een beetje op een ster, met veel fantasie. Mijn vader noemde me altijd zijn sterrenkind toen ik nog heel jong was. Hij had ook zo’n soort moedervlek, maar dan op zijn rechterzij.
‘Dit is JOU lot, Andrew Mone! Ik heb jou niet zomaar gekozen!’ dokter Alnair trekt zijn stropdas iets losser. Net iets boven zijn sleutelbeen zie ik een moedervlek die angstvallig veel op de mijne lijkt. Ik slik. Alnair laat de stropdas voor wat het is en pakt de voet van de overleden patiënt. Daar slaat hij het laken weg. Ook daar is een stervormige moedervlek te zien.

‘Heb je ooit iets laten gebeuren, Andrew? Altijd het gevoel gehad dat je anders was dan de rest?’ bijt Alnair me toe. Zijn vriendelijkheid lijkt nu te zijn bevroren, alsof ik wat verkeerd heb gedaan. ‘Vast wel... en dat is niet vreemd. Want jij bent er een van het sterrenvolk! Jij bent een van de Pleïaden!”
Emuca
Emuca dec 9 '09
Hoofdstuk 3 – What you see is what you get.

Volledig verbijsterd kijk ik de dokter voor me aan. Hij is echt gestoord. Ik weet het nu zeker.
‘Een wat?’ vraag ik na een paar minuten van akelige stilte.
‘Een Pleïade.’ Antwoord Alnair, nu weer op zijn normale vriendelijke en kalme manier. Hij is zijn stropdas opnieuw aan het knopen, zodat zijn stervormige moedervlek niet meer zichtbaar is.
‘Wat is dat?’ vraag ik.
‘Iemand van het sterrenvolk.’
‘Wat is het sterrenvolk?’
‘Dat merk je snel genoeg...’



‘Het voelt alsof er iemand sterft...’ mompelde Felix toen er een lange, dunne en bleke man zijn kamer inkwam. Felix zette zijn glas met rode wijn terug op het bureau. De jongeman, die er geen dag ouder uitzag als twintig en voor menig vrouw aanbeden zou worden als een god, leunde nonchalant tegen het bureau van de dikke Felix.
‘Ik zie dat je het hebt.’ Zei hij, met een licht Russisch accent in zijn stem.
‘Klopt. Hoe gaat het met haar?’
‘Redelijk’ antwoordde de vreemdeling.
‘Zeg Alex, hoe denk jij da-‘ Felix kon zijn zin niet afmaken, want Alex was rechtop gaan staan en had hem bij zijn kraag gegrepen.
‘Ik zou maar snel aan het werk gaan, oude man’ snauwde de dunne jongen naar hem. ‘We kunnen het ons niet veroorloven nog langer te wachten!’
‘Ik weet het Alex... Laat me nu maar los’ Alex liet Felix zakken, die meteen met zijn handen over zijn hals wreef.
Hoewel Alex er dun en misschien zelfs ziek uitzag, was hij sterker dan men zou vermoeden. Alex keek de kleine dikke man minachtend aan en maakte aanstalten om te vertrekken. Bij de deuropening bleef hij even staan en draaide hij zijn hoofd nog richting het bureau.
‘Marco gaat de jongen zoeken...’ En toen liep hij zonder nog maar een woord vuil te maken de ruimte uit. Felix zuchtte en schudde zijn hoofd. De jongen toch, altijd zo tactloos en gehaast. Hij pakte zijn glas wijn weer van het bureau en nam een flinke slok.



Zodra Alnair was vertrokken ben ik zo snel mogelijk naar boven gevlucht en heb ik mezelf ingepland op papierwerk. Ik ben echt niet van plan om nu te gaan snijden in andermans lichaam. Niet nu ik deze vreemde dingen van mijn mentor gehoord heb. Ik snap het gewoon niet. Het is net alsof het niet helemaal tot me doordringt. Ik speel wat met mijn pen en besluit dat zogenaamde Sterrenvolk eens op te zoeken. Ik open mijn internet browser en ga naar mijn zoekmachine. Ik tik het woord Pleïaden eerst vier keer verkeerd in, maar uiteindelijk kom ik op een website die aangeeft dat het zeven goden uit de oudheid waren, maar ook dat het een groepje sterren is. Hier heb ik niet veel aan, dus klik ik de website maar weg. Ik scroll nog eens over mijn zoekresultaten en klik zo maar een website aan. Globaal lees ik een beetje wat er gezegd wordt, tot er opeens een paar woorden in mijn blikveld vallen die me wakker schudden. Meteen zit ik op het puntje van mijn stoel.

‘De Pleïaden zijn een mythisch volk die zich, volgens sommige, gewoon onder de mensheid bevinden. Het is een verzameling van allerlei mythische wezens zoals elfen en vampiers. Ze lijken heel erg op mensen en kennen ook een goede en een slechte kant.’ Tot zover vind ik het heel interessant, omdat het ook nog eens aansluit op wat Alnair me heeft verteld. Ik lees geboeid verder. ‘Hoe je Pleïaden kan herkennen is onbekend, ze zien eruit als gewone mensen maar vallen ’s nachts mensen aan om hun energie te stelen. Lees hier verder over mensen die dit hebben naverteld!’ Ik trek een wenkbrauw op en kan me niet voorstellen dat Alnair ’s nachts over de daken rent en zich via slaapkamerramen naar binnen werkt. Ach, het is gewoon allemaal onzin, beslis ik, en ik klik al mijn vensters weg.
admin
admin dec 9 '09
Mooi! Heerlijk verhaal, spreekt me erg aan!
Emuca
Emuca dec 9 '09
Dankjewel Hans. smileIk hoop dat ik lekker door kan schrijven. laugh
Maryssa
Maryssa dec 9 '09
Spannend! Ik hang aan je toetsenbord! smile
Emuca
Emuca dec 9 '09
Haha! tongueDankje.
Richie Richard
Richie Richard dec 9 '09
Gewoon Emmytastisch spannend! Echt op de manier dat alleen jij kan. Aangezien ik al ervaring met je schrijfwijze heb dankzij HP-D/Een RPG forum.

Ik zit aan je nieuwe verhaal vast hoor! Ik ga hem zo veel mogelijk lezen!
Emuca
Emuca dec 9 '09
smile
Pagina's: 1 2 Volgende

Social Services

Delen:

Netwerk

carina
Helderziende magda
Angela
Ies
Annemarie
Roy
Patske
xXBertDeZienerOpenaarDesDerdeOogXx69x420
Nouki