Mijn dromen zijn altijd lang, intensief en in full-colour. Meestal vergeet ik mijn dromen heel snel na het opstaan, nu heb ik eens een keer de droom proberen te onthouden. Voor mij is dit trouwens een vrij korte droom.
Ik ben buiten in een stad. Het is prachtig weer. Er staat een kerk, buiten komen mensen bij elkaar. Er wordt verteld dat een jong meisje is overleden en dat er een begrafenisdienst komt. Aan de overzijde van de weg is een slagboom, een kale kaarsrechte stam van een dennenboom. De boom valt opeens om en staat vrijwel precies in mijn richting. Het raakt de omstanders net niet en komt op enkele centimeters bij me tot rust. Also het naar me wijst...
Ik ga alvast de kerk in en loop door naar voren. Ik zie dat de stoelen bedoeld zijn voor de familie. Het zijn leuke stoelen van hout met een witte zachte bekleding. Ik ga alvast zitten. Er staat een tafel bij. Midden op die tafel stata een metalen bord met warm eten. Het smaakt erg zoet, een onbekend gerecht.
Dan komen de familieleden van het overleden meisje van 16 jaar binnen. Ze zijn niet bedroefd, maar kijken rustig rond, met enige verbazing. De vader kijkt me even aan. Dan komt de kist naar binnen in de kerk. Naast de kist loopt het tweelingzusje. Zie ziet er nogal gepikeerd uit, alsof ze ruzie heeft. En dat klopt. De kist gaat open en haar zusje stapt eruit. Ze lijken wel op elkaar maar het overleden meisje is een stuk dikker. Niemand verbaast zich over het schouwspel. Ze gaan lekker met elkaar in discussie midden in de kerk.
Ik ga weg uit de kerk. Er is een wielerwedstrijd gaande in de stad. Maar het is ook erg druk met publiek. De wegen zijn smal en er is nauwelijks ruimte voor de wielrenners, ze moeten zich echt wurmen tussen de mensenmassa’s. De mensen drinken alcohol. Ik wil ook wel even een glas wijn hebben, maar de kannen bevatten dranken die ik helemaal niet wil. Verderop is een collega van het werk. Ik krijg eindelijk een glas wijn.
Ik kom terug in een ander gebouw. Het is een sort catacombe, een overdekte begraafplaats. Er zijn kleine nissen gebouwd en in elke nis staan enkele grafkisten. Ze zijn allemaal van hout en erg kunstig gemaakt, met krachtige kleuren en mooi opgesteld. Je kan de kisten ook zelf verplaatsen. Ik bekijk enkele kisten, sommige zijn erg klein, vermoedelijk liggen en baby’s of kleuters in. Dan wil ik teruglopen maar er ontstaat rumoer. De groep die ik eerder in de kerk zag komt aanlopen. Erachter een hele grote open wagen met allemaal cadeau’s. Voor de overledenen. En daarachter de kist van het meisje. Ik zie niets door de drukte, maar hoor de stemmen van het meisje en haar familie. Ik denk dat ze zo wordt teruggezet in de kist en dat de kist wordt dichtgetimmerd. Ik hou het voor gezien.
Ik ga naar buiten. De wielrenners zijn er nog. Ze fietsen nu op het platteland. De weilanden staan vol water, meer dan de helft staat blank. het gras tussen de plassen doro is heel mooi groen. Het peloton komt in het weiland. Enkele slimmeriken zien de problemen tijdig en nemen een heel andere route over de resterende stukken gras. Dan komen de volgwagens en een bus redt het nauwelijks, schampt wel tegen de afrastering.
Ik ga terug naar de stad. Ik zit dan in een kantoorgebouw. Zit bij het raam. Het bureau rechts van me is leeg, de collega is met vakantie. Dan is er weer een bureau met een jonge blonde vrouw. Naast haar is een scherm en daarachter zitten meer collega’s. Het is een soort call center, iedereen praat in een telefoon. Dan is er muziek, en om de beurt zegt een van de mensen een enkel woord, precies passend in de muziek. Het is erg komisch, ik moet er enorm omlachen. Er hangt een fijne sfeer en de mensen zijn allemaal jong. Ik wil opstaan maar voel een vreemde blokkade in mijn linkerknie.