Een paar weken geleden had ik een gelukkig moment. Ik reed op de fiets in een storm met sneeuw en hagel tegen een berg omhoog. Ik had een zware boodschappentas aan mijn fiets, van de laatste euro's gekocht. Ik had duizenden redenen kunnen bedenken om me ongelukkig te voelen. Halverwege de berg keek ik rechts in de berm en daar zat een jonge vogel (een bonte specht) te trillen van angst. De pootjes zaten in het gras vast. Auto's raasden voorbij. Met veel moeite (tegen de berghelling) kon ik de tas neerzetten en de fiets neerleggen om zo het vogeltje los te maken uit het gras en mee te nemen naar huis om van daaruit een vogelcentrum te bellen. Ik had nog 1 hand vrij. Het vogeltje hield ik stevig vast en mijn handschoen was waarschijnlijk warm en veilig voor de vogel. De vogel verzette zich niet. Ik ben lenig en heb zowel benen, voeten en 1 hand gebruikt om weer op de fiets te klimmen en de tas aan het stuur te krijgen om in de storm tegen de berg op naar huis te fietsen. Onderweg zong ik liedjes voor de vogel. Ik wist niet wat het mankeerde. Toen ik liedjes zong voor de vogel legde deze het kopje rustig op mijn duim en sloot langzaam de ogen: alsof het wilde laten zien: dat vind ik nou fijn en zo voel ik me veilig. Het stormde en sneeuwde, dus geen mens die het zag (al was dat natuurlijk niet erg geweest) en dus kon ik tranen laten van geluk. Het geluk om zo'n klein vogeltje nog te mogen redden. Die ik eerder misschien nooit had opgemerkt, omdat ik altijd met een auto ging. Heb de vogel mee naar huis genomen en verzorgt en door het vogelcentrum op laten halen. Helaas is het een dag later overleden. Vandaag kreeg ik dat bericht...waarop de tranen weer in mijn ogen schoten. Niet van geluk deze keer, maar van onmacht, dat ik een 'dood vogeltje' niet altijd in leven kan houden (maar dat heeft meer met mijzelf te maken misschien, dat vogeltje is blij dat ie weer 'thuis' is).