Deel 1:
Om te kunnen begrijpen wat je als geest bent, moet je van de oorsprong van jezelf als geest uitgaan. Door als geestelijke oefening de zelfbezinning te doen, kun je in de geestelijke wereld worden opgenomen.
Die geestelijke wereld is een ijle wereld, die, onzichtbaar voor ons, deze stoffelijke wereld geheel doordringt en die er ook de grondslag van is. Die geestelijke wereld is je eeuwige tehuis en in die wereld kun je met je geestelijke oorsprong worden herenigd.
Tijdens de hereniging daarmee heb ik mogen ervaren dat de geest in wezen een bewuste levenskracht is. Deze bewuste levenskracht doet zich in die gééstelijke wereld voor als licht en warmte. Het bewustzijn als licht en de kracht als warmte.
In je óórsprong is die kracht als een oneindige zee van licht en warmte. Samen de eeuwige en oneindige algeest. In die zee ervaar je jezelf als geest als een bolvormige wolk.
Ook mocht ik ervaren dat er van de algeest een innige liefde naar de menselijke geest toe uitgaat.
In deze stoffelijke wereld is van dit alles niets te zien. Om je er toch een voorstelling van te maken kun het het zien als het langzaam doorbreken van de zon op een mistige dag.
Tijdens de hereniging met de algeest ervaar je, dat zowel het licht alsook de warmte zich in twee, tegenovergestelde toestanden kunnen bevinden, namelijk: in een vrouwelijke, ontvankelijke toestand en in een mannelijke, doordringende toestand.
In de vrouwelijke, ontvankelijke toestand van de geest zijn het licht en de warmte van buitenaf vòrmbaar; in de mannelijke, doordringende toestand van binnenuit zèlfvormend.
In jezelf kunnen er bolvormingen van licht ontstaan, waardoor bepaalde plaatsen helderder kunnen zijn dan andere. Hierdoor wordt er een ;ichtbeeld gevormd. Dit kan zowel van buitenaf als van binnenuit gebeuren.
Met die vòrmbare en zèlfvormende eigenschappen van het licht en de warmte hangen je geestelijke vermogens samen: het vermogen om waar te nemen, te denken, te voelen en te willen.
Al waarnemend ben je als geest in een toestand dat je licht van buitenaf vòrmbaar is tot een innerlijk ervaringsbeeld.
Al denkend ben je in een toestand dat je je licht van binnenuit zèlf vormt tot een denkbeeld.
Al voelend ben je in een toestand dat je warmte van buitenaf vòrmbaar is tot een gevoel.
Al willend ben je in een toestand dat je je warmte van binnenuit zèlf vormt tot wilskracht.
Het waarnemen en voelen zijn de vrouwelijke, ontvankelijke vermogens van de geest.
Het denken en willen de mannelijke, zelfvormende vermogens.
Alle vier vermogens zijn voor het geestelijke evenwicht gelijkwaardig en onmisbaar.
Waaraan zijn in het stòffelijke bestaan de vermogens te herkennen?
Een kenmerkende eigenschap van je vermogens is die vorming.
Als je waarneemt, dan laat je, door te kijken en te luisteren, je ervaringen een indruk op je maken. Daardoor wordt er in jezelf als geest een lichtbeeld, een ervaringsbeeld van gevormd, waardoor je je bewust wordt van je ervaringen. Doordat je de buitenwereld in jezelf opneemt, krijg je er weet van.
Als je denkt dan ben je in staat om zèlfscheppend in jezelf lichtbeelden, wat dan denkbeelden zijn, te vormen.
Als je voelt dan laat je je ervaringen ook tot je geestelijke warmte toe. Daardoor wordt je warmtetoestand, wat dan je gemoedsgesteldheid is, door de aard van je ervaringen gevormd, zodat je met je medemensen kunt meevoelen, meeleven.
Als je wilt dan vorm je zèlf in jezelf een zodanige warmtetoestand, wat dan een kràchttoestand is, dat je in staat bent om de gedachten en gevoelens, die je door te denken en te voelen in jezelf hebt gevormd, naar buiten toe te uiten en in een bepaald gedrag, in een uitspraak of handeling vorm te geven.
Dit gebeuren:
Het waarnemen van de dingen, het overdenken en doorvoelen ervan en daarop aansluitend er iets mee willen doen, is de beheerste geestelijke werkzaamheid.
Daarmee kun je je ervaringen bewust en beheerst verwerken. Je bent hierdoor beter in staat je aan te passen aan de voortdurende veranderende omstandigheden van de dagelijkse gebeurtenissen.
De werkzaamheid van deze vermogens is het enige, waaraan je in deze stòffelijke wereld het gééstelijke onmiddellijk kunt herkennen. Hierdoor kun je jezelf als geest ook beter leren kennen en besluiten met al je waarnemingen iets te doen.
Het zijn deze vermogens, die tijdens deze verhandeling voortdurend ter sprake zullen komen.
Deze vermogens zijn ook de eigenschappen van wat we de persoonlijkheid noemen. De persoonlijke kenmerken van de persoon als menselijke geest
Het enige wat je als geest kunt en waar je daarom door kunt worden gekenmerkt, is, dat je kunt waarnemen, denken, voelen en willen.
Je kunt de werkzaamheid van je vermogens naar buiten richten, naar de wereld om je heen of naar binnen, naar jezelf in je eigen binnenwereld.
De persoonlijkheid wordt daarom bepaald door de kenmerkende wijze waarop je je ervaringen waarneemt. Je kunt door in jezelf door te denken en te voelen bepalen hoe je je op een kenmerkende, persoonlijke manier, naar buiten toe wilt gaan gedragen.
In dat gedrag, in jouw persoonlijke wijze van doen, komt de mate van bewuste beheersing van de vermogens tot uitdrukking. De bewuste beheersing van je vermogens is daarmee een maatstaf voor de beoordeling van je persoonlijkheid.
Het zijn bovendien deze vermogens, die een bepaalde ontwikkeling kunnen doormaken, die kunnen worden opgevoed. Door ze bewust en beheerst te leren gebruiken, worden ze omgevormd en wel van een toestand van onbewustheid en onbeheerstheid naar een toestand van bewustheid en beheerstheid, wat je persoonlijkheid kenmerkt.
De evenwìchtige ontwikkeling van die vermógens is datgene, wat geestelijke ontwikkeling, zelfverwerkelijking of persoonlijkheidsvorming wordt genoemd.