LIEFDE BEWEEGT NAAR DE BRON
In de Afrikaanse mythologie kent men een vogel.
Zijn naam luidt: Woofle - dat is Afrikaans.
De vogel is een van de meest mythische dieren die in alle wereld-mythologieën zijn terug te vinden.
De vogel heeft een eigenaardigheid: het kan hem niet schelen waarheen hij vliegt, maar vanwaar hij komt - hij vliegt dus achteruit.
Hij komt nergens aan omdat hij alleen wil weten waar hij vandaan komt.
Hij is geïnteresseerd in het verleden.
Het is net alsof je oud bent en je terug gaat naar de baarmoeder!
Dat is onmogelijk!
Maar zo functioneert het menselijk denken.
Met het verstand beweeg je je naar de wereld, met liefde beweeg je je naar de bron - de dimensies verschillen.
Het verstand vraagt: 'wie schiep de wereld?'
Het is geïnteresseerd in de schepper, in het verleden, in de bron van oorsprong, in de Gangotri van waaruit de Ganges ontspringt.
De liefde vraagt nooit wie de wereld schiep.
Zij is er al, dus waarom zou je je druk maken?
Wie A,B en C schiep maakt niets uit.
Liefde is geïnteresseerd in wat met zichzelf zal gebeuren.
Wat er gebeurt met zaad en hoe het tot bloei zal komen.
Let op het verschil, het verstand is altijd geïnteresseerd in het bekende, in het verleden, in het pad dat je reeds hebt bereisd; liefde is altijd geïnteresseerd in het onbekende, in de uiteindelijke bloei, in het pad dat je nog niet bereisd hebt - en niet alleen niet bereisd, maar ook het pad waarvan je zelfs geen voorstelling kunt maken en waarvan je zelfs hebt gedroomd.
Daarom komt een filosoof zelden bij een Boeddha.
Zij bewegen zich in lijnrecht tegengestelde richtingen: een filosoof is op weg naar het verleden en een Boeddha beweegt zich naar de toekomst.
Het punt van vertrek kan gelijk zijn, maar er is geen ontmoetingspunt.
Maar als een filosoof bij een Boeddha komt - het gebeurt zelden, maar als het gebeurt - dan is er een onmiddellijke transformatie.
Waarom?
Omdat als een filosoof bij een Boeddha komt hij diep van binnen de mislukking van de filosofie heeft ingezien.
Waarom zou hij anders komen?
Diep van binnen heeft hij de mislukking van het verstand gevoeld.
Hij heeft er alles aan gedaan om de waarheid te leren kennen: door erover en ertegen te argumenteren.
Voor, tegen, voor, tegen.
Hij heeft geargumenteerd en geargumenteerd en is nu op het punt gekomen, waarop hij inziet dat de hele zaak zinloos is; er kan niets door filosofie gekend worden.
Die mislukking brengt hem in een toestand van de diepst mogelijke nederigheid.
Zelfs wie niets weet is niet zo nederig omdat hij niet zo'n grote mislukking is.
Hij heeft het lijden van de mislukking niet gekend.
Hij is niet van de bergtop in de vallei gegooid.
Die filosoof dacht dat hij op de top stond.
Plotseling werd hij zich bewust dat hij in de vallei stond - en dat hij droomde over de top.
Er was nooit een top!
Hij had zich geen centimeter van zijn plaats bewogen.
De waarheid bleef onbekender dan ooit.
Zijn hele leven was een verspilling!
Als iemand dat voelt, dan verdwijnt het ego plotseling, hij wordt nederig.
En als je niet nederig bent kun je niet bij een Boeddha komen.
Alleen nederigheid kan je naar een Boeddha voeren.
Nu ben je klaar om te leren, omdat je niets weet.
Er zijn dus twee soorten onwetendheid: de gewone onwetendheid - als iemand onwetend is en zich daarvan niet bewust is; en de tweede soort van onwetendheid - die zeer diep gaat: als een filosoof zich bewust wordt dat hij onwetend is - die gaat erg diep.
Hij is zich volledig bewust dat hij onwetend is.
Als de onwetendheid bewust wordt van zichzelf, dan betekent dat de eerste stap naar wijsheid.
Osho