Het grootste gedicht ooit geschreven
Zijn alle dichters al ontgroeit,
De poëzie, aangeboren en ongezegd gebleven,
Van het slechts vier jaartjes zijn
Nog jong genoeg om deel te vormen
Van Moeders Natuurs grote impulsieve hart
Als kameraad van vogel, beest en boom,
Blij en onbevangen als de bij-
En toch met heerlijk inzicht toegerust
Om elke dag een nieuw paradijs te bouwen
Verrukt elk zintuig te ontdekken
Zonder ontsteltenis en zonder veinzen!
In je onbezoedeld helder oog
Geen geweten, geen verbazing:
's Levens raadselen aanvaard je, zonder vragen,
Je vreemde Goddelijkheid bewaard...
En het leven dat alle dingen rijmen laat
Kan ook jou, eens, tot dichter maken-
Maar er is een tijd geweest, o tere elf,
Waarop jij was: de POËZIE zelf!
(Christopher Morley)