Soms zie ik het even niet meer zitten,
Dan is het me allemaal iets teveel.
Ik wil dan alleen maar rust,
En hoop dat het morgen beter is.
Toch weet ik heel diep van binnen,
Dat van uitstel nog nooit iemand beter is geworden.
Ik ga gewoon door en let er niet op.
Morgen is het vanzelf weer verdwenen.
Als je dan toch merkt dat er iets met me is,
Dan sla ik je direct terug op je plek.
Ik haat je omdat ik van je hou,
Ik wil geen aandacht en vooral niet van jou.
Ik ontken mijn gevoel,
Luister niet naar mijn gedachten.
Denk maar niet,
Dat je iets van me kunt verwachten.
Ik los het zelf wel allemaal op,
Daar heb ik jou niet voor nodig.
Je zoekt het maar uit als je weer tegen me begint,
Snap dan toch dat ik alleen maar stilte wil.
Nooit zal ik mij aan jou tonen,
Nooit zal je mijn gedachten kunnen horen,
Nooit zal je mijn gevoel begrijpen,
Nooit zal ik je vertrouwen.
Niet omdat ik niet wil,
Maar gewoon omdat ik niet kan.
Want zodra ik ga moeten weet ik ook,
Dat ik niet meer kan ontkennen wat ik voor je voel.
Ik mag niets voor je voelen,
Het is niet logisch om je te vertrouwen.
Wat ik van je weet schrikt mij alleen maar af,
Daar kan ik niet op bouwen.
Ik ken je niet,
Heb je zelfs nog nooit ontmoet.
Toch weet ik alles van jou,
En jij vreemd genoeg ook van mij.
Je hebt niets wat ik nodig heb,
Je hebt niets dat ik zoek in een ander.
Je hebt mij en dat wil ik niet.
Ik ben van niemand en dus ook niet van jou.
Was je maar niet jezelf,
Dan kon ik je haten.
Was je maar niet jezelf,
Dan was het zoveel makkelijker.
Dan was je gewoon het zoveelste gezicht,
Het gezicht dat mij niets doet.
Dan kon ik je gewoon slaan,
Zonder dat ik zelf de pijn voelde.
Ik wil niet meer voelen,
Ik ben het nu zat!
Wat jij doet moet jezelf weten,
Maar ik heb het nu echt gehad.